opper-logotheet van het grieksche patriarchaat te Constantinopel, aldaar geb. 1800, werd 1818 zegelbewaarder van vorst Alexander Soetzo van Walachijë; 1821 viel hij en zijne familie in ongenade, en hij volgde zijn vader in diens ballingschap naar Boli, waar zijn vader kort daarna, op last van den gunsteling Khalet Eflëndi, vermoord werd. Later werd aan A. vergund naar Constantinopel terug te keeren, en de gunst van Mahmoed opende hem den weg tot hooge ambten.
Reeds opperlogotheet, werd hij 1854 gevolmagtigde van Walachijë bij de troonsbestijging van den hospodar Alexander Ghika. In alle belangrijke zaken dezer eeuw in het oosten heeft A. eene gewigtige rol vervuld; 1851 was hij ook lid van de gemengde commissie overhet vraagstuk der Heilige Plaatsen.