hertog van Elchingen, prins van de Moskwa, maarschalk en pair van Frankrijk, geb. 10 Jan. 1796 te Sarrelouis, waar zijn vader het handwerk van kuiper uitoefende, trad 1787 als vrijwilliger in krijgsdienst, maakte zich spoedige bevordering waardig, nam aan de twee eerste veldtochten der omwenteling deel als aide-de-camp, onderscheidde zich onder Kleber, werd 1796 brigadegeneraal, 1799 divisie-generaal, diende bij het Donau-leger, en bij dat van den Rijn, en nam deel aan den slag bij Hohenlinden. Bonaparte benoemde hem tot fransch gezant in Zwitserland (1801); en bij de stichting van het keizerrijk, werd N.lot maarschalk verheven (1804).
Aan hel hoofd van zijn armeekorps opende N. den veldtocht van 1805, werd benoemd tot hertog van Elchingen na de bestorming van de Elchinger schansen, waardoor de bemachtiging van Ulm mogelijk werd. Vervolgens naarTyrol opgerukt, onderscheidde N. zich in de veldtochten tegen Pruisen en Rusland (1806 en 1807) door de capitulatie van Erfurt, door die van Maagdenburg, door den overtocht over de Weichsel en de inname van Thora, en door zijn schitterend gedrag in den slag van Amskerdorf. In Spanje onderwierp hij Galicië en de Asturiën (1808); in Portugal bemachtigde hij Castel-Rodrigo, noodzaakte Almeida om te capituleeren, redde de fransche armee door den meesterlijk bestuurden terugtocht van Lissabon naar Miranda-de-Douro. In den russischen veldtocht 1812 voerde N. zijnen krijgsmansroem ten top in bet gevecht bij Liady, bij de bemachtiging van Stnolensk, in den slag aan de Moskwa, toen hij wonderen van dapperheid verrichtte (en waarvoor hij vereerd werd met den titel van Prins van de Moskwa), en meest van alles bij den noodlottigen terugtocht, toen hij eerst de voorhoede, vervolgens de achterhoede kommandeerde ; hij bestuurde den overtocht over de Beresina. In 1813 met een legerkorps, dal bijna uitsluitend uit rekruten bestond, opende hij den veldtocht met de overwinning bij Lutzen, bevocht de zege ook bij Bautzen, doch leed de nederlaag bij Dennewitz. In 1814 zag men hem bij Brienne, Champ-Aubert, Monlmirail. Intusschen was N. een dergenen, die bij Napoleon het sterkst aandrongen op abdicatie. Door Lodewijk XVIII werd N. met eerbewijzen overladen, tot pair verheven, en met het opperbevel bekleed over het hoofdkorps, dat Napoieon moest bevechten, toen die van Elba terugkeerde (Maart 1815); doch te Lons-le-Saulnier aangekomen, verklaarde N. zich voor den keizer, aan wien hij zich te Auxerre aansloot met al zijne troepen; in den slag van Walerioo was de opnieuw uitblinkende heldengrootheid van N. niet in staat de totale nederlaag af te wenden. Bij de militaire conventie van 3 Juli, tusschen de geallieerden en het voorloopig bewind gesloten, werd eene amnestie bepaald, waarin ook N. begrepen zou zijn; desniettegenstaande werd hij 5 Aug. in hechtenis genomen ; en in weerwil van de meesterlijke wijze, waarop hij voor het hof der pairs werd verdedigd doorBerryer en Dupin, werd N. 6 Dec. ter dood veroordeeld, en 7 Dec. achter het Luxembourg gefusilleerd. Zijne wapenbroeders noemden hem Ie Brave des brates. Zijne ‘Gedenkschriften” zijn in hel licht gegeven (2 dln. 1833) door zijne drie zonen, namelijk:(Joseph Napoléon), hertog van Elchingen, prins van de Moskwa, geb. 8 Mei 1803, sedert 1852 senateur en brigade-generaal, gest. 25 Juli 1857;
(Michel Louis Félix), hertog van Elchingen, geb. 24 Aug. 1804, gesneuveld te Gallipoli 14 Juli 1854;
(graaf Napoléon Henri Edgar), geb. 20 Mrt. 1812, sedert 1852 kolonel der kavallerie en vleugel-adjudant van Napoleon lil, sedert 1856 brigade-generaal, en sedert 16 Aug. 1859 senateur.