Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Königsberg

betekenis & definitie

d. i. Koningsbergen, naam van verscheidene steden o. a.:

1) K., pooisch Krolewiec, lat. Hegiusmons of Regiomontum, hoofdplaats van de pruis. prov. Pruisen en van het (ruim 408 vierk. mijlen, met 983,000 zielen) regeerings-district R., is tegenw. eene vesting van den eersten rang, ligt aan den bevaarbaren Pregel, 1 mijl van zijne uitwatering in het Frische Half, en heeft 95,000 inw. Gesticht in 1256, was K. tot 1466 de hoofdstad van geheel Pruisen; van 1457 lot 1525 was K. de residentie van den grootmeester der Dmtsche orde, sedert 1525 van de twee eerste hertogen van Pruisen ; in 1544 werd de universiteil van K. gesticht; 1807 werd K. ingenomen door maarschalk Soult; het is de geboorteplaats van J. Klein, Gottsched, Kanl, en meer andere voorname personen.
2) stad in de Neumark, in ’t pnus. reg.-distr. Frankfort, aan de Rorike, 17 uren gaans benoorden Frankfort; 6400 inw. (behalve 650 man garnizoen).
3) stad in Franken, in ’t hertogdom Coburg, aan de Naslach, 6 a 7 uren gaans benoordw. Bamberg; 1100 inw.; geboorteplaats van den vermaarden sterre- en wiskundige J. Muller, hijgen. Regiomontanus; ook van Seckendorf.
4) stad in Bohemen, kreis Eger, 9 uren gaans bezuidw. Ellnbogen; 3700 inw.

< >