koninginnen van Napels, nl.:
I, geb. 1326, oudste kleindochter van koning Robert van Napels (uit de dynastie van Anjou), en dochter van hertog Karel van Calabrië. Om haar de rechten op den troon te verzekeren huwelijkte haar grootvader haar reeds 1333 uit aan prins Andreas van Hongarijë (uit dezelfde dynastie), en toen koning Robert tien jaren later stierf (1343) beklom J. dan ook den napelscben troon. Twee jaren later werd in haar paleis te Aversa, in eene kamer naast haar slaapvertrek, haar koninklijke gemaal Andreas gewurgd (20 Aug. 1345) door eene bende saamgezworenen, aan welker hoofd Lodewijk van Taranto stond, die juist op den 2en verjaardag van dien moord met de koningin in hel huwelijk trad (20 Aug. 1347). Door den broeder van haren eersten gemaal, namelijk koning Lodewijk van Hongarije, die haar als wreker van zijns broeders dood den ooi log aandeed (1347), werd zij derwijze in de engte gebracht, dat zij uit baar koningrijk moest vluchten, waarop zij de wijk nam naar Frovence, dat haar toebehoorde; en zij kon niet eer in bare italiaansche stalen terugkeeren, dan toen de paus, wiens scheidsrechterlijke uitspraak ingeroepen was, haar onschuldig had verklaard aan den op haren eersten gemaal gepleegden moord. Na den dood van Lodewijk van Taranto (1362) schonk J. hare hand aan Jacobus III van Majorca, die slechts koning van Majorca was in naam en meestentijds verblijf hield in Spanje, waar hij 1374 stierf. Uit geen liarer drie huwelijken kinderen hebbende, had J. hare nicht Margarela van Durazzo tot hare vermoedelijke troonopvolgster benoemd, en baar 1368 uitgehuwelijkt aan Karel den Kleine van Durazzo. Toen J. echter zelve een vierde huwelijk aanging (met prins Otto van Brunswijk) schaarde Karel van Durazzo zich aan de zijde van hare vijanden om haar te beoorlogen, waarop J. eenen anderen vermoedelijken troonopvolger benoemde, nl. Lodewijk van Anjou, den tweeden zoon van koning Jan den Goede van Frankrijk; doch eer deze baar te hulp kon snellen veroverde Karel! 6 Juli 1381 Napels, en maakte zich van J. en haren vierden gemaal meester; en toen Lodewijk van Anjou in aantocht was om haar te bevrijden, werd zij op bevel van Karel van Darazzo in het kasteel Muro gewurgd (22 Mei 1382), terwijl haar gemaal zich door de vlucht (naar Provence) wist te redden. Zij was eene vrouw van ongemeene schoonheid, maar wulpsch en los van zeden; hare hofhouding was prachtig, maar op de zedelijkheid er van viel geenszins te roemen ; zij beschermde echter kunsten en wetenschappen (o. a. verkeerde de dichter Bocaccio aan haar hof).
II, geb. 1371, dochter van Karel van Durazzo, was 1389 gehuwd met aartshertog Wilhelmus van Oostenrijk, 1406 weduwe geworden, en beklom bij den dood van haren broeder Ladislas 6 Aug. 1414 den napelschen troon. Zij zocht behagen in verregaande losbandigheid, en overlaadde Alopo en een aantal andere gunstelingen met eerbewijzen. Slechts noode ging zij er op den aandrang van de landsgrooten toe over, haar weduwschap te verwisselen met den echten staat, en 1415 trad zij in den echt met Jacobus van Bourbon, graaf de la Marche. Nauwlijks was deze met haar gehuwd, ofhij beijverde zich den Augias-stal harer hofhouding te zuiveren, doordien hij Alopo en al de overigen, die aan de uitspattingen der koningin medepligtig waren, ter dood liet brengen, terwijl zij zelve door hem gevangen werd gezet. Doch reeds in het volgende jaar (1416) werd zij door hare onderdanen bevrijd, en nu werd haar gemaal op zijne beurt als gevangene behandeld, totdat het hem 1419 gelukte te ontsnappen, en de wijk te nemen naar Frankrijk, waar hij franciscaner monnik werd (hetgeen hij gebleven is lot zijnen dood in 1438). Na zijne ontvluchting nam J. een nieuwen gunsteling of minnaar, met name Caraccioli, dien zij eenige jaren later van kant liet maken. Intusschen had zij, om zich eenen steun te verzekeren, in 1420 Alfons V van Aragonië geadopteerd en toi haren troonopvolger benoemd; hij had echter geen geduld genoeg om haren dood af te wachten, en vatte de wapenen tegen haar op. Nu adopteerde de koningin in zijne plaats den franschen prins Lodewijk van Anjou (Lodewijk III), en toen 'deze 1434 stierf zijnen broeder René. Reeds het volgende jaar (1435) maakte de dood een einde aan haar wellustig leven; en ofschoon in het eind hare kroon werd toegewezen aan Alfons van Aragonië, ontwikkelde zich nu meer en meer de naijver en wangunst tusschen Frankrijk en Spanje, waardoor tegen het einde der 15e eeuw geheel Italië in een oorlogstooneel werd herschapen.