koningin van Castilië, dochter van Ferdinand den Katholieke en van Izabella, trad 1496 in den echt met den oostenrijkschen aartshertog Filips, en werd de moeder van Karel V. Zich veronachtzaamd ziende door haren gemaal, aan wien zij innig gehecht was, verviel zij daarover tot vlagen van jaloezij en droefgeestigheid, die niet veel verschilden van volslagen krankzinnigheid.
In 1504 kwam zij, gezamenlijk met haren man, op den troon van Castilië, door het overlijden van hare moeder Izabella. Om geheel alleen te regeeren had Filips het plan opgevat, haar van het regeeringsbeleid te doen uitsluiten, toen de dood een einde kwam maken aan zijn leven. Alsnu werd I.’s vader Ferdinand tot rijksbestuurder aangesteld, om het bewind te voeren namens zijnen kleinzoon (Karel V), behoudens de bepaling echter, dat zijne functiën zouden ophouden, indien J. weder in het bezit kwam van hare verstandelijke vermogens. Toen Ferdinand stierf (1516) werd Karel, behoudens dezelfde voorwaarde, als koning erkend; en in al de besluiten, die hij uitvaardigde, stond zijn naam naast dien zijner moeder. In haar 75e jaar stierf J. te Tordesillas (1555), na bijna 50 jaren als krankzinnige opgesloten gezeten te hebben.
