ook wel Kepler, beroemd sterreknndige, geb. 27 Dec. 1571 te Weil in Wurtemberg, sedert 1593 prof. der wiskunde te Gratz, werd door Tycho-Brahe 1599 keizerlijk mathematicus te Praag; doelt daar men hem zijne bezoldiging niet uitbetaalde ging hij 1614 als prof. der wiskunde naar Lintz, waar hij in geen zeer ruime omstandigheden leefde, en 1624 de berekening der Rudolfijnsebe tafelen voltooide. Sedert 1628 in Wallenstein’s dienst, werd hij door diens bescherming professor aan de universiteit van Rostock; doch ook hier bleef men in gebreke hem zijn tractement uit te betalen.
Ten einde van de achterstallige jaarwedden, die hij nog als gewezen keizerlijk mathematicus te goed had, de uitbetaling te verzoeken, begaf hij zich naar den rijksdag te Kegensburg, waar hij onder de tegenheden, die hem overal vervolgden, 15 Nov. 1630 (Nieuwe Stijl) bezweek. De prins-primaat van Dalberg liet daar een gedenkteeken voor K. oprichten; hetzelfde is 1862 ook in zijne geboorteplaats Weil geschied. Zijne voornaamste werken zijn: Prodromus seu myslerium cosmographicum (1596); en vooral Astronomia nova seu Physica ecelestis (1609).