Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Jan van den bosch

betekenis & definitie

(graaf), geb. 2 Febr. 1780 te Herwijnen, waar zijn vader geneesheer was, trad 1797 in dienst als luitenant bij het korps der genie, ging 1801 (kapitein) als adjudant van den gouverneur-genl. naar Oost-Indiê, nam (kolonel) 1808 als zoodanig zijn ontslag, bleef tot24 Nov. 1813 buitensdienst, vatte toen de wapenen weder op, was Nov. 1816 generaal-majoor; 1818opnon-activiteit; Sept. 1823 administrateur voor militie en schutterij aan het dept. van binnenl. zaken; ging 1828 als commissaris-generaal naar West-Indié, 1829 als gouverneur-generaal naarOost-Indië, waarhij veel goeds stichtte; werd 1834, kort na zijne terugkomst uit Indië, minister van koloniën, trad 1839 als zoodanig af; werd 1842 naar de Tweede Kamer gezonden als volksvertegenwoordiger, en stierf 28 Jan. 1844. Inmiddels was hij om zijne hooge verdiensten in den gravenstand verheven.

< >