d. i. Horen, bij Homerus dienaressen der góden en bewaaksters van de poorten des hemels ; bij Hesiodus drie godinnen der orde in de natuur en der jaargetijden (Eunomia, de wettige orde; Dice, de gerechtigheid ; Irene, de vrede).
Ze worden dikwijls in gezelschap met de Gratiën aangetroffen. Bij voorkeur wordt ook wel Hora vermeld als godin der lente ; zoo werd te Athene, van overoude tijden her, aan twee H., namelijk aan Thallo (de bloeiende) en Carpo (de vruchtbrengster), d. i. Lente en Herfst, goddelijke eer bewezen.