lat. Hungaria, engelsch Hungary, duitsch üngarn, fr.
Hongrie, hong. Magyar-Orszag, slawisch Uherska-Krazjina, met den titel van koningrijk een kroonland van Oostenrijk, grenst ten N. aan het Carpatisch gebergte, waardoor het gescheiden is van Galicië, ten O. aan Zevenbergen en Walachije, ten Z. aan den Donau en de Drau of Drave, door welke rivieren het van Servië, Slavoniëen Croatie gescheiden is, ten W. aan Stiermarken en het aarlshertogdom Oostenrijk, ten N. W. aan Moravie Het koningrijk H. is ruim 3896 vierk. mijlen groot, bevolkt met 10 millioen zielen, heeft Ofen (anders genaamd Buda) tot hoofdstad, en is ingedeeld in Neder-H., bestaande uit de 2 kreisen, dezerzijds den Donau en generzijds den Donau, en Opper-H., bestaande uit de 2 kreisen, dezerzijds de Theiss en generzijds de Theiss. Deze 4 kreisen zijn ingedeeld in 46 graafschappen, die den naam dragen van comitaten (van comes, graaf) of gespanschappen (vail gespan, graaf), benevens de 3 districten der Heidukken, Jazygen en Groot- en Klein-Cumanie. Van 1849 tot 1860 was H. ingedeeld in 5 stadhouderij-afdeelingen, ingedeeld in 43 eomitalen,die weder in stoeldistricten gesplitst waren; doch bij het keizerlijk diploma van 20 Oct. 1860 werd voor H. de oude staatsregeling van vóór 1849 hersteld, zoomede de oude indeeling, die hier volgt :Comitaten. Hoofdplaatsen.
Kreis dezerzijds den Donau.
Pesth, Ofen (Buda) en Pesth.
Bacs, Baja.
Neograd. Balassa-Gyarmath.
Sohl, Neusohl.
Hont, Ipolv-Sagh.
Gran, Grau.
Bars, Kremnitz.
Neutra, Neutra.
Presburg, Presburg.
Trentsin, Trentsin.
Thurocz, St.-Marton.
Arva, Aiso-Kubin.
Liptau, St.-Miklos.
Kreis generzijds den Donau.
Wiesel bürg, Hongaarsch-Altenburg.
(Edenburg, (Edenburg.
Raab, Raab.
Komorn, Komorn.
Stuhlweissenburg, Stuhlweissenburg.
Vesprim, Vesprim.
Eisenburg, Stein-am-Anger.
Salad, Szala-Egerszeg.
Schiimeg, Kaposvar.
Tolna, Szegszard.
Baranya, Fünfkirchen.
Kreis dezerzijds de Theiss.
Zips, Leutschau.
Gomor, Gross-Steffelsdorf.
Heves, Erlau.
Borsod, Miskolcz.
Torna, Torna.
Abaujvar, Kaschau.
Saros, Eperies.
Zemplin, Ujheli.
Unghvar, Unghvar.
Beregh, Bereghzasz.
Kreis generzijds de Theiss.
Marmaros, Szigeth.
Ugocz, Nagyszóllos.
Szathmar, Nagy-Karoly.
Szabolcs, Nagy-Kallo.
Bihar, Debreczin.
Bekes, Gyula.
Czongrad, Szegedin.
Csanad, • Mako.
Arad, Boros-Jenft.
Krasso, Lugos.
Temes, Temesvar.
Torontal, Nagybecskireck.
De oppervlakte van dit in zoo menig opzicht merkwaardige land is zeer verschillend. In het N. en O. vormen de Carpatische bergen een grooten halven cirkel, die zich uitslrekl van Moravie tot aan den linkeroever van den Donau; hel Z. W. wordt doorloopen door vertakkingen der Jnlische Alpen; doch in het midden heeft H. onafzienbare vruchtbare vlakten. Het wordt besproeid door eene groote menigte rivieren, o. a. Donau, Raab, March, Drau (Drave), Waag, Theiss, Sau (Save), Gran, Platten, enz. De bergen van H. bevatten edele metalen en andere delfstoffen; en men telt in H. over de 350 minerale bronnen. De bevolking is eene bonte mengeling van verschillende nationaliteiten, o. a. bijna 1) millioen Duitschers, ruim 2 millioen NoordSlawen (Slowaken en Ruthenen), ruim j millioen Zuid-Slawen (Serben of Serviërs, Slowenen, enz.), ruim 1 millioen Walacheu, bijna j millioen Joden, en bijna 4). millioen Magyaren. Gelijk hel magyaarsch element in H. vertegenwoordigd wordt door het grootste zielental, is het Magyaarsch ook de hoofdtaal, die in H. gesproken wordt, en die nagenoeg in geheel het binnenland de heerschende taal is. De letterkunde der Hongaren is buiten de grenzen van hun land weinig bekend, doch is geenszins van belang ontbloot. De taal der geleerden is bij voorkeur het Latijn. Ten tijde der Romeinen vormde het tegenwoordige H. het west-gedeelte van Dacië, het noorder-deel van Pannonié en het zuidoostelijk gedeelte van Germanië, dat bewoond werd door de Quaden. In de 3e eeuw was het geheele land in het bezit der Gothen, die er anno 376 uit verdreven werden door de Hunnen (in wier naam, gevoegd bij 'dien der Awaren, velen den oorsprong willen zoeken van den naam Hungaria, Hongarije). Na den dood van Attila, koning der Hunnen, (453) betwistten de Oostgothen, de Gepieden en de Longobarden elkander het bezit van H. In de 7e eeuw maakten de Awaren zich van H. meester; maarzij hadden zich aanhoudend te verdedigen tegen de invallen der Slawen en Bulgaren, totdat de macht der Awareri voor goed gebroken werd door Karel den Groote (799). Eene eeuw later (omstr. 894) kwamen de Magyaren bezit nemen van H. De Magyaren (of Madzjyars) waren een volk van finschen oorsprong; in de 7e eeuw hadden ze zich nedergezet tusschen den Don en den Dnieper, en werden uit hunne eerste woonplaats verdreven door de Petsjenegen. Onder aanvoering van Arpad, zoon van Almus, kwamen de Magyaren de destijds in het tegenwoordige H. wonende volkeren onderwerpen en het land in bezit nemen, niet om er vreedzaam te wonen, maar om het tot hun schuilnest te maken, van waar ze rooftochten ondernamen naar alle kanten. Eerst na duchtige nederlagen in Duitschland geleden te hebben (933 en 955) begonnen ze de noodzakelijkheid te beseffen, om zich aan eene meer vreedzame levenswijs te wennen. Hun hertog Geysa, die van 972 tot 997 regeerde, had eene Christin tot vrouw genomen, en zijn bij die vrouw verwekte zoon Stephanus (Stephan), die hem 997 opvolgde als hertog, voerde het Christendom in, en ontving anno 1000 van den paus den titel van «apostolisch koning”; hij bracht de Slawen en Bulgaren volkomen tot onderwerping, en gaf aan H. het meerendeel der maatschappelijke instellingen, die er, wat het wezen der zaak betreft, stand gehouden hebben tot op den huidigen dag. Hij stierf 1038, en is bekend als Stephanus I, bijgenaamd de Heilige. Na zijnen dood was de begunstiging van een toevloed van vreemdelingen voor H. eene bron van aanhoudende onlusten, totdat (1077) Ladislas I op den troon kwam; deze wist de verschillende bestanddeelen, waaruit zijn volk bestond, tot onderlinge eendracht te dwingen; hij veroverde Croatié en Slavonié, terwijl zijn opvolger Coloman zijn grondgebied uitbreidde door het veroveren van Dalmatië. Onder Geysa II kwamen zich in het comitaat Zips en in Zevenbergen vlaamsche volkplantingen vestigen (1148). Bela III, die zijne opvoeding ontvangen had te Constantinopel, voerde aan zijn hof en onder de Magyaren de beschaving en de zeden van het grieksche keizerrijk in. Hij trouwde met Margareta, gravin van Vexin, zuster van Frankrijk's koning Filips-August, en weduwe van Hendrik Kortmantel, den zoon van Engeland’s koning Hendrik II; door Bela III werd in H. de indeeling des rijks in comitaten ingevoerd. Andreas II stond aan het hoofd van den vijfden kruistocht naar het Heilige Land, doch zijne zwakheid deed meer en meer de macht toenemen van den adel, die hem in 1222 de Gouden Bul afdwong. Onder de regeering van zijnen zoon Bela IV deden de Mongolen eenen inval in H. (1241); en in weerwil van Bela’s beste pogingen mocht bet hem niet gelukken de zwaar geschokte welvaart des rijks tot herstel te brengen. Onder zijne opvolgers werd door binnenlandsche onlusten en oorlogen met het buitenland de toestand hoe langer hoe treuriger, totdat 13 Jan. 1301, met den dood van Andreas IM, de arpadische dynastie uitstierf. Toen kozen de Hongaren Wenceslas van Bohemen tot koning, en nadat deze afstand van den troon gedaan had Otto van Beieren; doch door paus Bonifacius III werd hun (1307) een ander opgedrongen, nl. Karel-Robert, genaamdCbarobert, graaf van Anjou, die (door de vrouwen) een achterkleinzoon was van Stephanus V; deze werd dan ook 1308 als koning erkend. Onder zijne regeering bereikte H. het toppunt van bloei en grootheid: het bestond toen, behalve uit hel eigenlijke H„ tevens uit Dalmatie, Croatië, Bosnië, Servië, Walachijé, Zevenbergen, Moldavië en Bulgarije. Zijn zoon en opvolger Lodewijk I voegde Rood-Rusland daaraan toe, en aanvaardde 1370 tevens de kroon van Polen. De dochter van Lodewijk I, Maria, werd bij haars vaders dood met de koninklijke waardigheid bekleed (1382), en plaatste naast zich op den troon haren echtgenoot Sigismund, keurvorst van Brandenburg (1386). Hunne regeering werd verontrust door den opstand der magnaten (rijksgrooten), door de ketterij van Jan Huss, en door de invallen der Ottomanen. Weldra trad nu de beroemd gewordene JobannesHunyades op den voorgrond, die, als rijksbestuurder onder Ladislas V, overal de Turken versloeg (1438—1457) en wiens zoon Matthias Corvinus bij den dood van Ladislas V tot koning verkoren werd (1458). Matthias paarde aan de talenten van een goed vorst de bekwaamheden van een groot veldheer; door zijne strengheid handhaafde hij de openbare rust; hij was een beschermer van kunst en wetenschap, stichtte eene universiteit te Presburg en eene beroemde bibliotheek te Buda. Toen hij stierf (1490) werd de bobeemsche koning Wladislas II tot koning van H. verkoren; doch hij was niet bij machte om de Turken te keeren, die gedurige veroveringen in H. maakten, niet alleen onder de regeering van Wladislas, maar tevens onder het koningschap van zijnen zoon Lodewijk II, die 1526 in den slag bij Mobacs tegen de Turken sneuvelde. Om hetgeen er nog van het zoo machtig geweest zijnde H. overschoot werd nu geoorloogd tusschen Ferdinand van Oostenrijk en Johannes Zapolya of Zapolsky, welke laatste eindelijk de nederlaag leed, en zich tevreden moest stellen met Zevenbergen en ettelijke gedeelten van Opper-Hongarije. Het duurde echter, vooral wegens de oostenrijksche vervolgingen tegen de hongaarsche Protestanten, nog lang, eer in H. het oostenrijksche gezag erkend werd; eerst na herhaalde burgeroorlogen, waarin de Hongaren zelfs de hulp van Turkije niet versmaadden, werd eindelijk bij den rijksdag van Pressburg (1688) het huis van Habsburg erkend als erfelijk bezitter van de koningskroon van H. Intusschen hadden de oostenrijksche keizers nog te kampenVmet opstanden in den loop van den spaanschen snccessie-oorlog; doch aan die onlusten werd een einde gemaakt door den vrede van Szathmar (1711). Gedurende die inlandsche beroeringen hadden de Turken zich van het grootste gedeelte van H. meester gemaakt, en werden eerst voor goed uit H. verdreven door den vrede van Garlowitz (1699). Lang bleef H. nu aan Oostenrijk trouw; doch toen keizer Jozef II beproefde om zijne hervormingen ook in H. door te zetten kwam het gansche land in gisting, en Leopold II zag zich genoodzaakt al de in H. ingevoerde nieuwigheden terug te nemen. Van dat oogenblik af scheen H. geheel met Oostenrijk verzoend, en in den oorlog met Frankrijk hield H. trouw de zijde van de keizerlijke dynastie. Sedert 1815 begon echter meer en meerde zucht naar nationale onafhankelijkheid in H. veld te winnen; zoo ook de zich meer en meer ontwikkelende geest van liberalismus en het verlangen naar vrijmaking van de duitsche overheersching. In 1848 kwam het tot eene uitbarsting. Van de te Weenen uitgebrokene omwenteling trokken de Hongaren partij, om een zelfstandig hongaarsch ministerie te verkrijgen; zij brachten het meerendeel van de vestingen des lands in hunne handen, en verzekerden zich van de meeste in H. staande troepen. In weerwil van den tegenstand der Croaten, onder de leiding van banus Jellachich, en der Duitschers in Zevenbergen, nam het streven derMagyaren toe om een eigen, onafhankelijk rijk te vormen. Door het vermoorden van den naar H. gezonden keizerlijken commissaris, den graaf van Lamberg, op de brug van Ofen (28 Sept. 1848) kwam het tot eene openbare breuk met Oostenrijk. Noch prins Windisebgratz, noch Welden vermochten iets tegen de door Górgei, Klapka en anderen goed aangevoerde Hongaren, die zich 21 Mei 1849 zelfs van Ofen meester maakten. Reeds vroeger (14 April) had de naarDebreezin verlegde hongaarsche rijksdag zich door Kossuth laten bewegen H. onafhankelijk te verklaren, de dynastie Habsburg-Lotharingen uit te sluiten van den hongaarschen troon, en het bewind voorloopig op te dragen aan Kossuth als president. Oostenrijk riep Rusland te hulp. Terwijl sedert Juni 1849 russische troepen eerst in Zevenbergen, vervolgens ook over de noordelijke grenzen H. binnenrukten, drong Haynau gelijktijdig met de oostenrijksche armee aan den Donau benedenwaarts, en versloeg de Hongaren 3 Augustus bij Szoreg, vervolgens 9 Aug. bij Temesvar. Intusschen gaf Kossuth het dictatorschap over aan Görgei, waarop deze zich 13 Aug. bij de capitulatie van Vilégos aan de Russen onderwierp. Komorn werd eerst in Oct. door Klapka overgegeven. Daarop volgde nu een tijd van streng krijgsrecht, dat tot 1851 aanhield; toen begon men de Hongaren met meer zachtheid te behandelen, doch van staatkundig leven was jaren lang in H. geen zweem te bespeuren. Uit dien doodslaap begon H. eerst in 1859 te ontwaken met het alom in Europa ontwaakte streven der nationaliteiten; 19 April 1860 verkregen de Hongaren de opheffing der sedert 1849 bestaande administratie van het kroonland, en bij keizerlijk diploma van 20 Oct. 1860 werd hun bet herstel van de oude staatsregeling toegestaan; 6 April 1861 werd de Landdag bijeengeroepen volgens de kieswet van 1848, en in bet door Déak, het hoofd der gematigd-liberale partij, ontworpen adres, werd de wensch naar H.'s onafhankelijkheid uitgedrukt. Toen 22 Aug. daaropvolgend de Landdag ontbonden werd, trok geheel H. zich terug in eene soort van lijdelijken tegenstand, waarin het is blijven volharden, in weerwil van alle pogingen om tot een vergelijk te komen; en het ligt waarschijnlijk in de naastvolgende toekomst, dat hel door Pruisen en Italië (1866) reeds zoo gekortwiekte Oostenrijk zich door eigen bekrompenheid van zienswijze, en door miskenning van de ware behoeften en wenseben van een even trouw en eerlijk als dapper volk, ook het kroonland H. zal zien ontvallen. Op ommestaande bladzijde laten wij een overzicht volgen van de Vorsten, die over H. geregeerd hebben.