gesproten uit het aanzienlijke geslacht de Fieschi te Genua, welke familie opklimt tot in de eerste tijden der middeleeuwen, en aanvankelijk als souvereine vorsten regeerden over de met omliggend rechtsgebied een graafschap vormende stad Lavagna, beoosten Genua; in 1198 deed de familie de Fieschi afstand van Lavagna aan de republiek Genua, behoudens hun recht om erfelijk den titel te voeren van graven van Lavagna. Dien titel droeg dan ook G.
L. F., geb. 1525 te Figneras Genua. Door naijver op den invloed en het aanzien der familie Doria, en door haat tegen Gianettino Doria, den laatdunkenden neef en vermoedelijken opvolger van den grijzen doge Andrea Doria, liet F. zich vervoeren tot het smeden van eene samenzwering, om de familie Doria ten val te brengen. Reeds had hij zich meester gemaakt van de stad, in den nacht van 1 op 2 Januari 1547, toen hij door het omslaan van eene plank, die hij over wilde om in eene boot te komen, den dood vond in de golven, hetgeen de samenzwering deed mislukken. De meeste zijner medeplichtigen werden levenslang gebannen, terwijl zijne broeders, Geronimo en Ottoboni, acht. jaren daarna aan Genua uitgeleverd werden en toen de doodstraf ondergingen. De geschiedenis dier samenzwering is in het Italiaansch beschreven door Mascardi (1629), en in het Fransch door kardinaal Retz; Schiller heeft een duitsch en Ancelot een fransch treurspel geschreven, waarin F. de hoofdpersoon is.