(markies), geb. 6 Sept. 1757 uit adellijke ouders op het kasteel Chavagnac in het fransche dept. Haute-Loire, was 20 j. oud toen hij op eigen kosten eene fregat liet uitrusten, waarmede hij naar Noord-Amerika vertrok, om de Amerikanen te helpen in hunnen vrijheidsoorlog tegen de Engelschen.
Twee jaren later in Frankrijk teruggekomen, keerde hij reeds kort daarna terug naar N.-Amerika met nieuwe hulp aan schepen, troepen en geld. Hij onderscheidde zich bij de verdediging van Virginia, bij het beleg van YorkTown, won de vriendschap van Washington, en droeg veel bij tot de vestiging van de republiek der Vereenigde Staten. Met roem overladen in Frankrijk wedergekeerd (1781), werd hij reeds spoedig tot lid van de Vergadering der notabelen gekozen (1787), en 1789 afgevaardigd ter Nationale vergadering. Hij verdedigde daar met warmte de nieuwe denkbeelden, en was de eerste, die eene verklaring uitlokte aangaande de rechten van den mensch. Den 15 Juli 1789 werd hij beuoemd tot kommandant der nationale garde, redde te Versailles de koninklijke familie, dreef 17 Juli 1791 het saamgerotte volk op het Marsveld uiteen,-an voerde met goed gevolg het bevel (1792) over een der legers, die de noordergrenzen moesten beveiligen tegen vijandelijke invallen. Terwijl hij bedankt had voor het hem aangebodene dictatorschap, liep het in het oog, dat hij de republikeinen ontweek; hij werd dan ook na 20 Juni buiten de wet verklaard, omdat hij den koning behulpzaam was geweest uit Parijs te vluchten; en nu nam L. met eenige vrienden de wijk naar een onzijdig land (20 Aug. 1792). Op zijne vlucht werd hij echter door de Oostenrijkers gevangen genomen te Rochefort, en overgebracht naar de citadel van Olmutz, waar bij gevangen bleef tot 1797, toen hij zijne invrijheidstelling te danken had aan Bonaparte, die ten zijnen behoeve een opzettelijk artikel bedong bij het tractaat van Campo-Formio. Desniettemin schonk L. nooit zijn vertrouwen aan Bonaparte, en bleef gedurende het consulaat en het keizerrijk vreemd aan het staatkundig leven. In 181-1 gekozen tot afgevaardigde, sprak en stemde hij in de Kamer voor de vervallen-verklaring van Napoleon van den troon. Onder de restauratie afgevaardigde van 1818 tot 1824 en van 1827 tot 1830, voerde hij eene hevige oppositie tegen den oudsten tak der Bourbons; in 1825 deed hij eene reis naar de Vereenigde Staten, waar hij als in triomf ingehaaid en gedurende den ganschen tijd van zijn verblijf met huldebewijzen overladen werd. In Juli 1830 werd hij nogmaals benoemd tot opperbevelhebber der nationale garden; en ofschoon hij die betrekking slechts eenige maanden bekleedde, droeg hij in dien tijd veel bij om aan den troon van Lodewijk Filips hechtheid te geven. Toen Casimir Périer aan het bewind kwam (13 Maart 1831) legde L. zijn opperbevelhebberschap neder, en schaarde zich aan de zijde der oppositie, waarvan hij het hoofd werd en bleef totdat hij 20 Mei 1834 stierf. Zoo lang vaderlandsliefde, onbaatzuchtigheid en het verlangen om het geluk van natuurgenooten te bevorderen nog onder de deugden gerangschikt worden, zal de naam van L. met eerbied genoemd worden als van een der deugdzaamste staatsburgers, die ooit geleefd hebben.