geb. in SonninobijTerracina 2 April 1806, uit eene alles behalve achtenswaardige familie, die vele roovers en bandieten heeft Yoortgebragt, ontving zijne opleiding in het groot seminarie te Rome en werd door Gregorius XVI in den prelatenstand verheven. Aanvankelijk bijzitter in het hooge criminele geregtshof, werd hij vervolgens als delegaat naar Orvieto, Viterbo en Macerata gezonden.
In 1841 werd hij onder-secretaris van staat aan het ministerie van binnenlandsche zaken, 1844 tweede schatmeester en 1845 opper-thesaurier van de twee apostolische kamers (d. i. minister van financiën) in de plaats van Tosti. Den 12 Junij 1847 begiftigde Pius IX hem met den kardinaalshoed. Destijds scheen A. bezield met tamelijk liberale gevoelens, waaraan hij het te danken had, dat hij bij den nieuwen paus in hooge gunst kwam. De buigzaamheid van A.'s karakter en eene vaste wilskracht, verbloemd door de onwederstaanbare innemendheid van zijne manieren,verschaften hemweldraeen overwegenden invloed hij den paus, welken invloed hij onverzwakt bleef behouden, zelfs toen hij dooide omwenteling in 1848 genoodzaakt werd zijn ontslag als minister te nemen en de plaats te ruimen voor het .ministerie Mamiani. Naar A.'s ingevingen werd de briefwisseling gevoerd met Karel Albert van Sardinië; alle benoemingen van hooge staatsdienaren hadden plaats volgens de inzigten van A., tot zelfs de vervanging van Mamiani door Pellegrino Rossi; en toen deze wel bekwame maar zeer impopulaire minister vermoord was, waren het de raadgevingen van A. die Pius IX noopten (Nov. 1848) naar Gaëta te vlugten, waar ook A. zich weldra bij zijnen meester voegde en er de ziel werd van diens staatkunde. Toen Pius IX er in toegestemd had (12 April 1850) terug te koeren binnen Rome, benoemde hij zijnen trouwen dienaar tot minister-secretaris van staat voor de buitenlandsche zaken, welke hooge betrekking A. bekleedt tot op dit oogenblik, in weerwil van de vele en aanhoudende pogingen, door de meer liberalen en zelfs door de kabinetten van Europa aangewend, om zijne alvermogende magt te fnuiken. Den 12 Junij 1855 werd aan A. door een sluipmoordenaar (of door een krankzinnige) eene verwonding toegebragt.