twee koningen der Beide Siciliën, nl.:
I (Januarius Jozef), geb. 20 Aug. 1777, oudste zoon van koning Ferdinand I en aartshertogin Carolina van Oostenrijk, voerde de teugels van het bewind namens zijn vader, als diens vicaris-generaal (alter ego) van 1809 tot 1812,werd l816 onderkoning van Sicilië, 1817 hertog van Calabrië, volgde 4 Jan. 1825 zijnen vader op, en stierf Nov. 1830, zonder als koning veel merkwaardigs te hebben uitgericht. Hij was eerst gehuwd (sedert 1797) met Clementine, dochter van keizer Leopold II; en daarna (sedert 1802) met Izabella, dochter van koning Karel IV van Spanje. Uit zijn eerste huwelijk had hij eene dochter, met name Caroline Ferdinande Louise, die in den echt trad met den hertog van Berri; onder de 12 kinderen uitzijn tweede huwelijk was de zoon, die hem opvolgde (Ferdinand II), en Maria Christina, die 1833—1840 regentes was van Spanje.
II. (Maria Leopold), geb. 16 Jan. 1836, oudste zoon van koning Ferdinand II, uit diens eerste huwelijk met Christine, dochter van Victor Emmanuel I van Sardinië, werd door geestelijken opgevoed, en volgde 22 Mei 1859 zijnen vader op den troon. Nadat hij, door den 1 April 1860 aangevangen opstand der Sicilianen onder leiding van Garibaldi, eerst Sicilië verloren had, en die groote held zegevierend ook op het vasteland voorwaarts rukte, verliet F. II (6 Sept. 1860) Napels, en vluchtte met zijne gemalin naar Gaëta; na de capitulatie van die vesting (13 Febr. 1861) begaf hij zich naar Rome, waar hij sedert met der woon gevestigd is, zooals wet is na te gaan beschermd door den paus. In weerwil echter van die bescherming, en in weerwil van allerlei kuiperijën, en het in soldij nemen van rooversbenden, is het F. II niet mogen gelukken zijnen troon te herwinnen; aan hem is op nieuw bevestigd een der Schriftuur-waarheden: de misdaden der vaderen zullen bezocht worden aan de kinderen; trouwens, F. II heeft getoond niets beter te zijn dan zijne voorzaten: overmoedig, onverdraagzaam, bekrompen-denkend en wreedaardig in voorspoed, lafhartig in het gevaar, getuige o. a. zijne houding te Gaëta, waar zijne gemalin Maria (geb. 4 Oct. 1841, met hem gehuwd 3 Febr. 1859), dochter van hertog Maximiliaan Jozef van Beieren, zich door haar heldhaftig gedrag de algemeene achting heeft verworven.