1) een adellijk romeinsch geslacht, waarvan verscheidene leden tot vermaardheid zijn gekomen, o. a.:
(Crcecentio), consul teBome, verdedigde 987 de souvereiniteit van het romeinsche volk tegen de aanmatigingen van paus Johannes XV.
(Censio), ontzag zich niet paus Gelasius II gewelddadig van het outaar te verdrijven, zoodat de paus zich moest redden door naar Frankrijk te vluchten.
(Giovanni), door keizer Frederik II en diens zonen met weldaden overladen, verried na den slag van Tagliacozzo (1268) Conradin, den laatsten der Hohenstaufen, ontving als loon voor zijn verraad aanzienlijke leengoederen, en vestigde zich te Napels, waar hij het hoofd werd van eenen nieuwen tak der familie F.
(Latino), grootinquisiteur en kardinaal-bisschop van Ostia en Velletri, bracht eene verzoening tot stand tusschen de Guelfen en Gibellijnen (4 Aug. 1279). Hij stierf 1294.
2) eene croatische familie, ontving, voor de door haar aan Bela II van Hongarije bewezene diensten, Fiume als leen.
(Johannes), werd 1390 verheven tot banus van Croatië, Dalmdtië en Slavoniê.
(Frans), graaf van Szlun, gest. 1572, vereeuwigde zijnen naam door zijne heldendaden tegen de Turken.
(Christoph), begunstigde Johannes Zapolya in zijn streven naar de kroon van Hongarije, en werd bij het beleg van Warasdin doodgeschoten.
(Frans Christoph), nam 1667 deel aan de samenzwering van Rakoczy en Zrini tegen Leopold I, en werd 1671 onthoofd.
(eene linie der familie), in Friuli, heeft verscheidene geleerden ouder hare leden geteld.