Onder dezen naam verstaat men een eenmaal aan te breken tijdperk van duizend jaren, gedurende welk tijdvak de Satan in ketenen geklonken zal liggen in het rijk der hel, zoodat op de aarde louter zaligheid en onschuld zullen heerschen, terwijl de zichtbare Messias op den troon zal zitten in de heilige godsstad Jeruzalem. Eer dat tijdperk aanbreekt, zal er een tijdperk zijn van verdrukking en bekrompenheid des geestes en van algemeene stofl'elijke ellende, onder de heerschappij van den Antichrist.
Het geloof aan het eenmaal aanbreken van zulk een D. R. (welk geloof den griekschen naam van Chiliasmus draagt) bestond reeds in den vroegsten tijd van het Christendom. Het Chiliasmus is baarblijkelijk een uitvloeisel van de verwachting, die de Joden koesterden, dat de Messias komen zou om hen weder te vereenigen tot een machtig volk. De Christenen werden in het geloof aan zulk een D. R. versterkt door de Openbaringen van Johannes (20: 6), en door oudergeschovene profetische boeken in de twee eerste eeuwen van het Christendom, bij voorbeeld het Testament der twaalf Patriarchen, de Openbaringen van Petrus, de christelijke sibyllijnsche boeken en den brief van Barnabas. Ook de voornaamste Kerkvaders der 2e eeuw (inzonderheid Ireneüs) hielden aan het geloovig vertrouwen op een D. R. vast. De aanhangers van dit geloof, de Chiliasten, vonden, behalve in de gnostici, vooral krachtige bestrijders in Origenes en diens leerlingen in de 3e eeuw; en tot zelfs in de 4e en 5e eeuw, kan men zeggen, was het Chiliasmus, d. i. het geloof aan een D. R., nog niet veel meer dan eene joodsche fabel. Onder den velen druk, dien de Christenkerk te doorstaan had, zoo door de heerschzucht der pausen, als door de zegepraal der mahomedaansche leer en meer andere gebeurtenissen op staatkundig en kerkelijk gebied, schoot het geloof aan een D. R. allengs meer en meer wortel in de gemoederen, totdat men in de 10e eeuw vrij algemeen de verwachting koesterde, dat het D. R. zou aanvangen met het jaar 1000. Later hield voornamelijk Bengel zich bezig met berekeningen, gegrond op de Openbaringen van Johannes, en hij voorspelde den aanvang van het D. R. tegen het jaar 1836; daartegenover stond de meeniug van Hengstenberg, die beweerde, dat het D. R. reeds voorbij is, want dat het is aangevangen anno 800 (met de krooning van Karel den Groote tot keizer van het Heilige Roomsche Rijk, welk rijk in 1806 heeft opgehouden te bestaan). Sedert 1840 heeft zich eene chiliastische sekte gevormd in NoordAmerika, namelijk de sekte der Mormonen of der Heiligen van den Jongsten Dag, die zich een Nieuw- Jeruzalem gebouwd hebben, en den aanvang van het D. R. nog in deze eeuw verwachten (men leze: Caswall’s The phophet of the 19th century; Londen 1842). In een later verschenen chiliastisch werkje Sechs Perioden der christlichen Kirche; Heilbron 1851) worden de omwentelingen van 1848 toegeschreven aan rechtstreeksche bemoeiingen van den Satan, en de bevrijding van Jeruzalem werd daarin aangekondigd tegen 1853, terwijl de laatste beslissende strijd, die den aanvang van het D. R. moet voorafgaan, voorspeld wordt te zullen plaats grijpen tusschen de jaren 1879 en 1887. En als al die berekeningen zullen blijken te falen, zal het niet ontbreken aan nieuwe rekenmeesters, wier onzin ook weder gretig voor goede munt zal worden aangenomen door velen; want voor velen is het eene ware levensbehoefte zich te laten misleideu door bespiegelingen van hetgeen in de toekomst verborgen ligt of niet ligt; dat is eenerlei.