De oudste van wien men gewag vindt gemaakt, en die derhalve als de stamheer van dit geslacht beschouwd moet worden, Frederik, leefde omstreeks 1239. Frans A. was 1455 hertog van Siena.
Nicolaas A. (geb. 1479, gest. 1546) heeft latijnsche gedichten nagelaten. Van dezen Nicolaas stamde af Johan Baptist A., keizerlijk intendant te Mantua, aan wiens liefde voor de wetenschap men te danken heeft, dat een antiek borstbeeld vanVirgilius is gevonden.Philippe A.., oostenrijksch generaal, werd 1704 te Bregentz onthoofd, omdat hij Breisach overgegeven had aan de Franschen.
Mas A., was beijersch gezant te Petersburg, ging vervolgens tn krijgsdienst, en sneuvelde 1809 in Tirol als kolonel.
Van de tegenwoordige 3 liniën is de oudste in Silezie. Zij verloor hare familie-goederen, toen graaf George A., kolonel in casselsche dienst, die 1708 bij Melsungen verdronk, tot het Prolestantismus overging. Zijne kinderen keerden terug tot het Hoomsch-catholicismus, doch ontvingen de familie-goederen niet terug. Zij bezitten de heerlijkheid Gottschdorf in oostenrijksch, en de heerlijkheid Kopcziowitz in pruisisch Silezië. Graaf Hendrik A., geb. 6 Nov. 1800, achterkleinzoon van George, is het hoofd van deze linie.
De tweede linie is de beijcrsche of odalricische, en bezit goederen in Beijeren en in Oostenrijk. Het hoofd dezer linie is graaf Karel Maria Ruperl A., geb. S Mei 1769, levenslang rijksraad, staatsraad en president van het hoogste hof van appel in Beijeren. Zijn zoon, graaf Max A., is erfclijk rijksraad. De oom van Max, graaf Bodewijk A., geb. 30 Januarij 1773, beijersch kamerheer en rijksraad, trad 14 Nov. 1804 in morganatischeri echt met Maria Leopoldine, weduwe van den keurvorst van Beijeren ; zij stierf 23 Junij 1848, en liet hem twee zonen na (de graven Aloisius en Maxiiniliaan).
De familie-goederen in Tirol bezit de Andreas'sche linie, welker hoofd is graaf Deopold A., geb. 9 Mei 1786.