(baron), nederlandsch generaal, geb. 18 Maart 1765 te Tiel in Gelderland, trad zeer jong in nederlandsche dienst, werd 1787 reeds kapitein, koos tijdens de omwenteling de zijde der Patriotten; toen deze het onderspit dolven, vlugtte hij naar Frankrijk, onderscheidde zich (1808 tot brigade-generaal bevorderd) in den spaanschen oorlog derwijze, dat hem door zijne soldaten den bijnaam van bajonnetten-generaal werd gegeven; en na den slag bij Ocana 1809 werd hij door koning Lodewijk Napoleon in den adelstand verheven met den titel van baron. In 1813 uit Spanje teruggeroepen, streed hij dapper bij Bar-sur-Aube.
In 1814 keerde hij naar zijn vaderland terug, en werd door koning Willem I benoemd tot luitenant-generaal. In den slag van Waterloo streed hij roemrijk aan de zijde der geallieerden. Hij werd tot kommandant van Antwerpen benoemd, en verdedigde daar, tijdens de belgiscbe omwenteling, de citadel van 29 Nov. tot 27 Dec. 1832 met den voorbeeldigsteu heldenmoed. Nog tijdens dat beleg werd hij door den koning tot generaal der infanterie bevorderd. Na de overgave der citadel werd hij door de Franschen als gijzelaar overgebragt naar Duinkerken, van waar hij eerst 12 Mei 1833 in bet vaderland terugkeerde. Hij stierf te Breda 2 Mei 1849.