geb. 1746 in Noorwegen, gest. 1805, was oorspronkelijk bestemd voor de diplomatieke loopbaan, doch wijdde zich na zijns vaders dood aan diens werkkring als koopman. Zijn voornaamste streven was de opbeuring en ontwikkeling van de nijverheid zijns vaderlands, en weldra was hij dan ook een der rijkste en beroemdste industriëlen van geheel Noorwegen.
Veel deed hij voor het mijnwezen, rigtte eene geschutgieterij op, stichtte te Christiania een weeshuis,eu was op veelzijdige wijze een weldoener van zijne medeburgers. Hij werd voor zich en zijne afstammelingen in deu adelstand verheven.