het oostelijk gedeelte van Hindostan, in engeren zin de oostelijke prov. van het engelschindische presidentschap Calcutta,wordt begrensd door Assam, Achter-Indië, de Golf van B., Orissa, Gondwana, Bihar, Nepaul en Sikkim, beslaat eene oppervlakte van 4523 vierk. mijlen, en heeft eene bevolking van 25 millioen zielen. Door verscheidene rivieren (Ganges, Brahmapoetra en de riv. die zich in deze beiden ontlasten) besproeid, is de grond van B. zeer vruchtbaar, maarvochtig.
Menvindter buffels, tijgers en olifanten in menigte. Eertijds was B. een onafhankelijk rijk, met eene eigene taal en een bijzonder letterschrift; doch 1203 werd het veroverd door de Afghanen; sedert 1225 afhankelijk van Delhi, werd het,na verschillende lotswisselingen beleefd te hebben, door Akbar ingelijfd bij bet mongoolsche rijk. Omstreeks de helft der 17e eeuw begonnen de Engelschen kantoren in B. te vestigen; hunne eerste nederzetting was te Hugly (5 mijlen van Calcutta), waar zij 1681 een gouverneur aanstelden. In 1757 veroverden de Engelschen (onder Watson en Clive) Calcutta, en 1765 werd hun door den mogol schach Aulem de prov. B. en Bihar en Orissa afgestaan.