lat. Armenia, het Minni uit de Heilige Schrift (Jerem. 51: 27), is het groote hoogland van westelijk Azië, tusschen de Caspische Zee, den Caucasus en Taurus.
Dit bergen-plateau, met de bronnen van Euphraat,Tigris. Koer, Aras, Tsjorokh (den onden Akampsis) en Kisil-Irmak, heeft in zijn hoogste piek (den Ararat) eene hoogte van 7000 vt. Het klimaat van dit bergland is meestal guur, en slechts in de dalstrcken gedijen de wijnstok en zuidervruchten.A., dat gedurende een tijdsbestek van 1900 jaren, tot in de 14e eeuw, met eene afwisselende verscheidenheid van grenzen, onder de aziatische rijken gerangschikt is geweest, is ten deele nog bewoond door Armeniërs (de nakomelingen van de vroegere bevolking des lands), ten deele ook door Turken, Perzen, Russen, Tnrkomannen en Koerden (of Kurden). De Armeniërs zijn van goed ontwikkelden ligchaamsbouw, en onderscheiden zich door verstandelijke begaafdheden. Zij behooren tot eene eigene christelijke Kerk,die het meest overeenkomst heeft met de grieksch-katholieke, en die onder één geestelijk opperhoofd staat, namelijk den patriarch te Etsjmiadzin. Sedert A. zijne zelfstandigheid als afzonderlijk rijk heeft verloren, heeft een groot deel der oude bewoners zich in meerof mindertalrijke gemeentenelders nedergezet, en in Turkije, Perzié, Indië, Rusland, Hongarije en Zevenbergen, sommige gedeelten van Afrika, ja zelfs in ettelijke streken van Amerika, volkplantingen gesticht. De hoofdzakelijke immigratie der Arabieien in Zevenbergen had eerst plaatsin 1660;twee eeuwen later telden zij er 8000 zielen, in Hongarije 3000, in de Bukowina ruim 2000 , in Gallieié circa 3000; dus waren 1860 in de oostenrijksche monarchie 15,996 Arabieren gevestigd. Overal onderscheiden zij zich door hunnen werkijver en leggen zich, even als de Joden, schier uitsluitend op den koophandel toe. Hunne zielensterkte wordt geschat op 2 millioen, waarvan circa J turksche onderdanen zijn.
A. wordt ingedeeld in Groot-A. en Klein-A., en de oppervlakte, die het beslaat, schat men op 5000 vierk. mijlen; het is tegenw. gesplitst in turksch, russisch en perzisch A., namelijk : Turksch A. bestaat uit de ejalets Erzeroem, Wan, Kars, gedeelten van de ejalets Marasj, Siras, Zjerehzor, Diarbekir. Russisch A. beslaat van russisch Trans-Caucasiè de voormalige provinciën Eriwan en Nachitsjewan, een deel van Zjirwan en het voormalige turksch Georgië. Perzisch A. is het noordwestelijk gedeelte van de perzische prov. Azerbeidzjan tot aan het Urmiah-meir. De voornaamste steden zijn : Erzeroem, Wan, Bajazid en Erzingan in turksch A.; en in russisch A.Eriwan, Akhaltzike en het beroemde klooster Etsjmiadzin.
De oudste geschiedenis der Armeniërs, of der Haik, gelijk zij zich zelven noemen, is mythisch ; en slechts zooveel is daaruit met zekerheid op te maken, dat zij aanvankelijk door eigene koningcn geregeerd, en later schatpligtig zijn geworden aan de Assyriërs en Meden.Met korting Tigranes 1 (Dicrancs), die zich van deoverheerschingder Meden vrij maakte (omstreeks de helft der 6e eeuw v. Chr.) begint de historische tijd. De'laatste koning uit zijne dynastie, die al spoedig het perzische oppergezag erkennen moest, viel 328 v. Chr.,tegen Alexander den Groote, waarop het land onder de Seteuoiden kwam. Onder Antiochus den Groote maakten zich echter (tusschen 223 en 190 v. Chr.) twee seleucidische stadhouders, met name Zadriadres en Artaxias, onafhankelijk, en vormden de2 afzonderlijke rijken Groot-A.en Klein-A.
In Groot-A. stichtte Artaxias eene dynastie, die reeds omstreeks de helft der 2e eeuw door eenen tak der parthische Arsaciden verdrongen werd. De beroemdste vorst dezer tweede dynastie was Tigranes de Groote, die echter 63 v. Chr. doordcRomeinen nagenoeg al de door hem gemaakte veroveringen verloor. Eene onafgebrokene reeks van oorlogen en binnenlandsche beroeringen bragtcn Groot-A. vervolgens hoe langer hoe meer in verval, totdat het onder Trajanus voor een korten tijd tot een romeinsch wingewest gemaakt werd, en 232 na Chr. onder de Sassaniden kwam, die zich 28 jaren staande hielden. Onder Tiridates III, die door den bijstand der Romeinen 286 weder op zijnen troon was gebragt, begon het Christendom in A. veld te winnen, hetgeen echter niet in staat was het inwendige verval des rijks tegen te houden. Reeds 428 werd A. door Bahram V tot eene provincie van het rijk der Sassaniden gemaakt. In de oorlogen tusschen de byzantijnsche keizers en de arabische khalilën werd A. op de vreeselijkste wijze geteisterd, en nu eens door byzautijnsche, dan eens door arabische stadhouders geregeerd, totdat eindelijk Aschod I, uit het oude en magtige armenische geslacht der Bagratiden, in 885 zich de kroon op het hoofd zette, en zoodoende de stichter werd van de derde armenische dynastie, der Bagratiden of Bagraduniërs. Hoewel het rijk zich onder deze dynastie al spoedig ontwikkelde tot een hoogen bloei, begon het sedert het laatst der 10e eeuw reeds weder te dalen, zoodat het den gelijktijdigen aandrang der SeldzjoekenenderGrieken nietwederstaan kon. De Grieken, die 1079 den laatsten bagratidischen korting hadden laten vermoorden, bragten een gedeelte des rijks onder hunne heerschappij, terwijl de Turken en Koerden zich meester maakten van het overige. Aan veelvuldige invallen van de naburen blootgesteld (zoo, bijv., 1242 door de Mongolen veroverd), werd Groot-A. 1472 eene perzische prov., van welke het westelijk gedeelte 1522 door Selim II aan de Turken kw'am, terwijl het oosterdeel (Irwan) onder het gezag der Perzen bleef, tot het hun in later tijd werd ontweldigd door de Russen.
In Klein-A. regeerde de dynastie van Zariadres van 190 tot 170 v.Chr., toen het rijk veroverd werd door Tigranes den Gr., die het echter reeds spoedig verloor aan de Romeinen. Bij de deeling van het Romeinsche rijk aan het Oostersche rijk toegevoegd, deelde het in deszelfs lotgevallen tot 1079, toen de Grieken het bemagtigden,enermet Ciliciêeen koningrijk van maakten, waarRhupen, een derwaarts gevlugt bloedverwant van den laatsten Bagratiden-koning, zich 1189 onafhankelijk maakte.Zijne opvolgers speelden in de kruistogten eene groote rol. De egyptische monarchen ondernamen sedert 1266 herhaalde togten naar Klein-A., totdat eindelijk sultan Schaban, die den laatsten koning Leo VI uit den huize Lusignan gevankelijk wegvoerde, het land geheel tot onderwerping bragt. Klein-A. werd sedert nooit weer onafhankelijk, kwam 1403 van Egypte aan de Turkomannen, 1508 aan de Perzen, kort daarna aan de Osmanen. Sedert dien tijd hebhen de Armeniërs voortdurend onder den hardsten druk der Turken en Perzen gesmacht. Vooral om de vervolgingen van den Islam te ontgaan hadden in het woelige tijdvak der middeleeuwen velen hun vaderland verlaten; vandaar dat de Armeniërs over het geheele zuidoosten van Europa en Rusland,alsook over Voor-Aziê enPerzië, ja zelfs tot Indié verspreid zijn. Sedert de oorlogen der Russen met de Perzen en Turken emigreerden vooral vele Armeniërs naar de hun tot wijkplaats aangewezene transcaucasisehe prov. van Rusland.