Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Armand Jean Duplessis van Richelieu

betekenis & definitie

(hertog), kardinaal en minister van Lodewijk XÏTi, geb. 5 Sept. 1585 op het kasteel van Richelieu in Poitou, was de zoitn van François Dujdessis, knpilein der garden van Hendrik IV, werd aanvankelijk bestemd voor de krijgsdienst, doch ontving de priesterwijding, en werd 1607 (op 22-j. leeftijd) bisschop van Luçon, 1015 aalmoezenier der koninginmoeder Maria de Medici, die destijds als regentes alvermogend was, en die hem 1610 benoemde tot secretaris van staal voor oorlog en binnenlandsche zaken. In 1617 vergezelde hij de (toen in ongenade zijnde) koningin-moeder naar Blais, zonder daardoor echter zelf m ongenade te vallen bij Lodewijk X.Il, en had vervolgens de moeilijke laak, eene verzoening te bewerken tusschen de moederen den zoon, hetgeen hem naar wensch gelukte.

Hij bracht de tractaten van Angoulème (1620) en Angers (1621) lol stand, en ontving ter belooning daarvoor den kardinaalshoed (1622). In 1623 kwam hij door de bescherming der koningin in den staatsraad, bijna tegen den zin. van Lodewijk XIII, die hem persoonlijk niet genegen vv»s, PU werd reeds spoedig benoemd tot eersten minister. Dus de man geworden, -die het hoogste bewind in handen had, stelde bij zich in hoofdzaak drie voorname punten ten taak, die hij nooit uit het oog verloor, nl.: de staatkundige macht van het Prole-aanlHinus in Frankrijk te vernietigen; den trots en den geest van weerspannigheid van den adel te fnuiken; en het huis van Oostenrijk te vernederen. Allereerst zijne krachten inspannende legen de Protestanten, ontnam hij hun (1626) het eiland Ré, beroofde hen (1628) van hun laatste bolwerk, La Roebelle, door de haven van die stad te sluiten met een ivusachligeu havendam, en vernietigde de macht der Protestanten door den vrede van Alais en liet edict van Mines (1629); niellemiii liet hij hun alle burgerlijke rechten en vrijheid van godsdiensl-oefeuiug; zoo ook verhinderde zijne kartiinaalswaardigheid hem niet, de Zweden te ondersteunen, om aan de roomsch-katholieke groote mogendheden, Spanje en Oosleurjjk, afbreuk le doen ten vuordeele van Frankrijk; de macht- der geestelijkheid werd doorhem gekortwiekt, en 1635 slichtte hij de Académie Française; reeds 4 jaren vroeger (1631) was hij lot hertog verheven. Hij was het voorwerp, waartegen menigvuldige samenzweringen t*n kuiperijen gericht waren; doch hij wist steeds zijnen invloed bij den koning le behouden, en wreekte zich menigmaal bloedig op zijne vijanden; de koningin-weduwe zag zich door R. genoodzaakt, haar heil te zoeken in de vlucht, en herhaalde malen was dit ook het geval met hertog Gaston Tan Orlcans. Onverpoosd, onvermoeid en aan het ongeloofelijke grenzend was de werkzaamheid van R.; maar hij was in de hoogste mate een minnaar van praalvertoon: zoo liet hij zich midden in Parijs een prachtig paleis bouwen, dat Palais-Cardinal genoemd werd — zijnde het tegenwoordige Patais-Royal — en dat hij hij zijnen dood (4 Dec. 1642) legateerde aan Lodewijk Xlll. Zijne overige bezittingen, benevens naam en titel, werden geërfd door zijn achterneef Armand Jeati Duplessis, den kleinzoon van René de Vignerod en een van R.’s twee zusters. toen heeft van R. eenige theologische geschriften; wijders Hisloire de la mère et du fits (2 dln. Amsterdam 1730); Mémoires van 1632 tot 1635, vormende dl. 7 en 8 der «Mémoires relalifs a i'histoire de France” (1823); Testament polilique du Cardinal de R. (2 dln. 1764); Journal de Cardinal de R. duranl le grand orage de la cour (2 dln. Amst. 1664); Lettres, instructions et papiers d’Etat du Cardinal de R. (1853 en v.).

(Louis Fraiicois Armand Duplessis, hertog van), maarschalk van Frankrijk, achterneef van den kardinaal en zoon van Armand Jean (zie 13 regels hooger), geb. 1696 te Parijs, was eerst bekend onder den naam van hertog van Fronsac. Op 14-j. leeftijd gehuwd en ten hove gepresenteerd, maakte hij daar grooten opgang, doch werd kort daarna, op verzoek van zijn eigen vader, gevangen gezel in de Bastille, kwam eerst na verloop van 14 maanden weder in vrijheid, en werd toen adjudant van Villars. Onder het regentschap was R. de metgezel in al de liederlijkheden van den hertog van Orleans, dikwijls ook diens medeminnaar, werd door dien prins tweemaal in de Bastille opgesloten: eens voor een duel, en eens voor deelneming aan het komplot van Ceilamare. In 1725 werd hij, op de voorspraak der markizin de Prie (de bijzit van den hertog van Bourbon), benoemd lot ambassadeur le Weenen, en teekende 1727 de preliminarien tot eenen voordeeligen vrede. Hij diende loffelyk onder Berwick (1733), onderscheidde zich bij het beleg van Kelil, werd 1738 maréchal-decamp, 1744 gouverneur van Languedoc, diende roemrijk in Vlaanderen 1745, vooral in den slag van Foutenoy, waaraan hij deel nam als luitenant-geueraal. In 1748 door de Genueezen tot opperbevelhebber over hunne troepen benoemd, verloste hij hen van de aanvallen der Engelschen, en werd, voor zijne betoonde heldendaden, bij zijn terugkeer in Frankrijk beloond met den maarschalksstaf en benoemd tot gouverneur van Guyeune en Gascogne. Sedert 1757 opperbevelhebber der troepen in buitschland, noodzaakte hij den hertog van Ciirnherlaud tot de conventie van Klosler-Seven (8 Sept. 1757), doch wierp eene smet op zijnen roem door de ongehoorde afpersingen en rooverijên, die hij in het Hanoversche pleegde. In 1758 moest hij zijn kommando nederleggen, en leefde van toen af louter voor hof-iutriges. Hij Werd gehouden voor den bemiunelijksten man van zijnen tijd, was driemaal getrouwd (den laatsten keer op zijn 84ejaar),was vermaard als verleider van vrouwen, duëllant en speler, en stierf op 92-j. leeftijd 1788. Hij was de vriend en beschermer geweest van Voltaire.

(Armand Emmauuel Duplessis, hertog van), minister onder Lodewijk XVIII, was een kleinzoon van den maarschalk, en geb. 1766. Hij emigreerde in 1789, begaf zich naar Rusland, diende met onderscheiding onder Suwarow tegen de Turken, verwierf de genegenheid van keizerin Catbarina, vervolgens van keizer Alexander, en werd 1803 benoemd tot gouverneur van Odessa, eene toen pas in hare opkomst zijnde kolonie, die zich onder zijn bestuur ontwikkelde tot eene aanzienlijke stad; 18 maanden na die benoeming werd hij bekleed met het gouvernement over geheel Nieuw-Rusland, waar hij de beschaving invoerde. In 1814 teruggekeerd naar Frankrijk, werd R. pair en opperkamerheer des koniugs, kwam in Sept. 1815 aan het hoofd van het kabinet, en trok van zijnen invloed bij keizer Alexander partij ten voordeele van Frankrijk, inzonderheid ook 1818 op het congres te Aken. Niettemin werd hij reeds kort daarna vervangen door Descazes, kwam 1820 weder in diens plaats, om in 't laatst van 1821 weder af te treden, en stierf 17 Mei 1822.

< >