(of Aragon), eene den titel van koningrijk dragende provincie in het noordelijk gedeelte van Spanje, grenst ten oosten aan de Middellandsche Zee, ten zuiden aan Murcia, ten westen aan Navarra en Oud- en Nieuw-Castilië, en wordt ten noorden door de Pyreneën van Frankrijk gescheiden.
Tot het stroomgebied van den Ebro behoorende, die A. tin eene zuidoostelijke rigting doorstroomt, beslaat deze prov. eene oppervlakte van 693 vierk. mijlen, met eene bevolking van 850,000 zielen. Van de noordzijde af wordt A. doorloopen door voortzettingen van het pyrenesche gebergte, zooals de Sierra-de-Sobrarbe en de Sierra-de-Guara, alsook door de zich digt langs den Ebro uitstrekkende Sierra-de-Alcubierra; wordende de zuidelijke grens gekenmerkt door vertakkingen van het Iberische gebergte. Onder de talrijke rivieren, die zich in den Ebro ontlasten, zijn de Xiloca met den Xalon, de Guadalope, de Gallego, en de Segre met den Alcanadre en de Cinca, de voornaamste.Voorde scheepvaart is van zeer veel gewigt het zoogenaamde Keizerskanaal, dat zich langs de regterzijde van den Ebro uilstrekt en zich bij Escatra beneden Saragossa met die rivier vereenigt. De zich aan weerszijden van den Ebro uitstrekkende landouwen zijn uitermate vruchtbaar, en de noordelijke en zuidelijke bergstreken prijken met een weelderiger!, overvloedigen plantengroei. Alleen het middelste gedeelte van A. (een vlak land, dat arm is aan water) maakt daarop eene uitzondering en levert het beeld van een onvruchtbaar steppenland. De luchtgesteldheid is in de vlakte menigmaal uiterst heet, in de rivierstreken meestal zacht en aangenaam, in het bergland echter tamelijk koel. Dit verschil in de temperatuur is oorzaak van eene rijke verscheidenheid van produkten, die in de meeste europesche graan-en ooftsoorten bestaan. De veeteelt bepaalt zich tot de varkens- en voornamelijk de schapenfokkerij. Koper, lood, ijzer, zout, aluin, salpeter en steenkolen zijn de voortbrengselen van het mineraalrijk. Landbouw, nijverheid en handel zijn slechts weinig ontwikkeld. Wolle- en linnenweverij, alsook lederbereiding, zijn in de steden hier en daar takken van bestaan; de uitvoerhandel bepaalt zich tot die drie artikelen, maar omvat eene menigte grondstoffen en ruweprodukten. De bevolking van A. is een sterk volk, moedig, trotsch en gehard; de Aragonezen zijn de beste soldaten van het spaansche leger. Eerst een romeinsch wingewest, later sedert 470 overheerd doordeWestgothen, in de 8e eeuw (714) door de Arabieren veroverd, werd A., nadat het aan laatstgenoemden was ontweldigd door de koningen van Navarra, tot een onder het oppergezag van dezen staand graafschap verheven. Dit bleef het tot (1035) aan den dood van Sancho III, toen het graafschap A., onder diens zoon Ramirus, verheven werd tot een koningrijk, dat door veroveringen allengs grooter werd, tot het eerst in 1137 met Catalonië en in 1516 met Castilié werd vereenigd. De koningen van A. volgden elkander op in deze chronologische orde:
Uit de dynastie van Navarra : Ramirus I (1035),Sancho-Ramirus I (1063), Pedrol (1094),AlfonsI (1104), Ramirus II (1134);
Uit de dynastie van Barcelona: Raymond (1137), Alfons ll (1162), Pedro II (1196), Javme I (1213), Pedro III (1276), Alfons III (1286), Javmell (1291), Alfons lV (1327), Pedro IV (1336), Juan I (1387), Martijn (1395);
Uit de dynastie van Castilië: FerdinandI (1412), Alfons V (l416), Juan II (1458), Ferdinand lI(1479), Karel V (1516), koning van geheel Spanje.
In een administratief opzigt is A. thans ingedeeld in de provinciën Saragossa, Teruel en Huesca, met de gemeenschappelijke hoofdstad Saragossa, en de stad Huesca als provinciale universiteit.