d. i. waterleidiug. Daar de bronnen en cisternen in Rome niet toereikend waren voor de behoeften, werden, om de stad van water te voorzien, waterleidingen aangelegd, die tot de meest grootsche werken der oudheid behooren.
Ze voerden het water aan, menigmaal van zeer verre, over bergen en dalen, door hooge onderaards gebouwde bogen en verwulfsels. Het dus in Rome aankomende water liep in groote vergaarbakken (caslella), waaruit het door drie buizen in drie kleinere vergaarbakken kwam. De onderste van die drie voedde de talrijke waterbassins {heus), fonteinen (salientes) en vijvers (piscina); de middelste voorzag de groote bad-inrigtingen, en de bovenste eindelijk de wellen en waterbakken in de huizen der partikulieren. Ook in andere steden van het romeinsche rijk werden zulke kolossale werken aangelegd, waarvan de overblijfselen nog tegenwoordig verbazing wekken.