Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Aquila (persoon)

betekenis & definitie

1) A. Romauus, romeinsch rhetor en taalgeleerde in den tijd tusschen de Antonijnen en Constantijn den Groote, was schrijver van een werk de figuris sententiamm et elocutionis, dat gewoonlijk met een dergelijk werk van Rutilius Rufus in de editièn wordt aangetroffen.

2) Julius A.,romeinsch regtsgeleerde, schrijver van een Liber responsorum, waarvan eenige fragmenten in de Pandecten staan.
3) A. Ponticus, is de schrijver van eene letterlijk getrouwe grieksehe vertaling van het Oude Testament, van welke overzettmgnog slechts brokstukken aanwezig zijn (in deHexaploos vanOrigenes). Hij was een Jood, geboortig uit Sinope in Pontus in Klein-Aziê, en leefde tot in het begin der 2e eeuw. Adriaan droeg hem als bouwmeester de taak op om Jeruzalem te herstellen. Later (zie Hand. 18: 2, 18 en 26) omhelsde hij het Christendom (zie ook Rom. 16:3; I Cor. 16 : 19; en II Tim. 4 : 19); doch uit hoofde hij zich met sterrewigchelarij bezig hield werd hij van de kerkelijke gemeenschap afgesneden, en keerde toen tot het joodsche geloof terug.
4) A. (Caspar), cigentlqk Caspar Adler, geb. 7 Aug. 1488 te Augsburg, gest. te Saalfeld 12 Nov. 1560, was eerst pastoor, doch omhelsde vervolgens de Hervorming en nam eene vrouw; deswege werd hij in hechtenis genomen op last van den bisschop van Augsburg; en na een geheelen winter in den kerkerte hebben doorgebragt, weder losgelaten zijnde, werd hij magister te Wittenberg. Later bevond hij zich eenen tijd op het slot Ebernstein; toen de bezetting van dit slot van hem verlangde, dat hij een kanon zou doopen (eene zeer gebruikelijke plegtigheid in die dagen van onkunde en bijgeloof), weigerde hij zulks, waarop de soldaten hem in een mortier stopten om hem over den vestingwal van het slot weg te schieten; gelukkig voor A. werd deze baldadigheid nog intijds door den bevelhebber belet. Vervolgens hielp hij Luther aan diens overzetting van het Oude Testament, en was 1550 tegenwoordig bij de inlevering van de Confessie te Augsburg. Toen het interim afgekondigd was, liet hij dadelijk eene waarschuwing daartegen drukken, hetgeen keizer Karel V zoo euvel opnam, dat hij eene groote som gelds voor A.’s gevangenneming uitloofde; A. redde zich door de vlugt, hield zich zes maanden schuil op het kasteel Rudolstadt van de gravin v. Schwartzburg, ging toen van daar naar Schmalkalden, en werd 1552 als superintendent naar Saalfeld beroepen.
5) A. (David), oudste zoon van den vorige, geb. te Saalfeld 27 Oct. 1540, gest. 22 Januarij 1614, maakte eenigen naam ais latijnsch dichter, en volgde zijnen vader op als superintendent te Saalfeld. —
6) A. (Franciscus Favonius), geb. 1676 te Palermo, was een bekwaam teekenaar en schilder, maar heeft zich vooral door zijne uitstekende etswerken als graveur beroemd gemaakt.
7) A. (Petrus), geb. 1677, was een broeder van den vorige;deze A. was roomsch geestelijke te Massalla, doch stond als schilder en graveur nog hooger dan zijn broeder. Paus Leo XII liet in 1824 verscheidene kunstgewrochten van dezen A. vernietigen, omdat ze te weelderig waren in de voorstelling.

< >