d. i. afvalligen, heeten inzonderheid dezulken, die eene godsdienst verlaten, om eene andere te omhelzen. Zoodanige afval, Apostasie, is menigmaal het gevolg van onedele drijfveren.
In de vroegste tijden der christelijke Kerk gaf men den naam van A. aan allen, die van het Christendom afvielen ; als zoodanig is vermaard keizer Julianus (Julianus Apostata), die om philosophische beweegredenen tot het hellenische Heidendom terugkeerde. De straf door de Kerk op afval gesteld, bestond in uitsluiting, zonder dat de afvallige ooit weder in den schoot der Kerk wierd opgenomen; ook wel in verbeurdverklaring van goederen, verbanning, en somwijlen zelfs werd de afvallige met de doodstraf bedreigd. Sinds zich na de Kerkhervorming, nevens de roomsch-katholiekc, verscheidene andere gezindten hebben gevestigd, hebben er herhaalde malen overgangen van de eene gezindte tot de andere plaats gehad. Vooral dergelijke apostasicn van vorstelijke personen waren somwijlen van invloed op het lot van landen en volken.