waar in de 5e eeuw gedurende verscheidene jaren de Vandalen huisden,en dat zich na de ontbinding van het rijk der kalifen (1030) in verscheidene koningrijken splitste, die achtereenvolgend overwonnen werden door de koningen van Castilié (de koningen van Granada bestonden tot 1492) is tegenwoordig eene uit de vroegere moorsche koningrijken Sevilla, Jaen, Cordova en Granada bestaande geueraal-capitanerie in het zuidelijk gedeelte van Spanje met eene gronds-oppervlakte van 12805 vierk. mijl en 2,700,000 inw. en ingedeeld in de 8 provinciën Huelva, Cadix, Sevilla, Malaga, Almeria, Granada, Jaen en Cordova. Dit ten deele door den Atlantischen Oceaan en de Middellandsche Zee bespoelde, tot het bekken van den Guadalquivir behoorendegroote landschap wordt ten noorden door de Sierra-de-Cordova en SierraMorena van Estremadura en Nieuw-Castilié gescheiden, ten westen door Portugal en ten oosten door Murcia begrensd; de in het zuiden tot aan de Middellaudsche Zee naderende kust is door de met sneeuw bedekte kustgebergten der Sierra-Navada omzoomd.
Aan weerszijden van den Guadalquivir, die de levensader van liet landschap is, strekt zich eene heuvelachtige landstreek uit, bijzonder gezegend en rijk aan voortbrengselen. Hier is de bevolking ongemeen talrijk. Ten westen van den Xenil daarentegen liggen groote streken onbebouwd en woest, en de kustvlakte Las-Arenas-Gordas gelijkt eene zandige woestijnstreek. A.’s luchtgesteldheid vormt den overgang van het europesche tot het afrikaansche klimaat, en wordt in de dalen en zuidelijke oeverstreken voor de heetste in Europa gehouden. Rundvee-teelt en paardenfokkerij staan op een hoogen trap; vooral zijn de schoone anialuzische hengsten beroemd. De Andaluziërs spreken een met Arabisch vermengd Spaansch, en onderscheiden zich door opgewektheid en werkijver, verstand en levendige verbeeldingskracht gunstig boven de overige Spanjaarden.
