1) A. (lat.Aldenburgum) hoofd- en residentie-stad van het hertogdom Saksen-Altenburg, niet ver van de Pleisze, 5 ½ mijl ten zuiden van Leipzig, aan den saksisch-beijerschen staats-spoorweg, in eene vruchtbare, heuvelachtige streek, met ruim 16,000 inw. Het ten noordoosten van de stad gelegen hertogelijke slot is in een geschiedkundig opzigt merkwaardig wegens den door Kuntz von Kaufungen 8 Julij 1455 gepleegden prinsenroof.
Als hoofd- en residentie-stad is A. de zetel der hoogste autoriteiten, namelijk, van het ministerie, het justitie-collegium. het gouvernement, het consistorium en het financiencollegium. De voornaamste takken van nijverheid zijn : garen-, laken-, handschoenen-, borstel- en lak-fabrieken, vervaardiging van dozen, speelkaarten, enz. De handel, voornamelijk in granen en wol, is niet onbelangrijk; de doorvoer-en commissiehandel, bevorderd door de gunstige ligging aan eenen spoorweg en aan den zamenloop van acht groote wegen, is zeer levendig. 2) A. (Hongaarsch-), bij de Hongaren Magyar-Ovár genoemd, hoofdplaats van het coraitaat Wieselburg in Hongarije, eene goed gebouwde markt aan de uitwatering van de Leitha in den Donau, met 3000 inw.
3) A. (Duitsch-), dorp in Oostenrijk beneden de Enns, districts-hoofdrnanschap Bruck aan de Leitha, digt bij den Donau, met 1200 inw., vermoedeiijk het oude Carnuntum, eene reeds ten tijde der Romeinen beroemde, thans (2e helft 19e eeuw) weder bezocht wordende geneeskrachtige bron, met een nieuw gebouwd fraai badhuis.
4) A. Zie ABRUDBANYA.
5) verscheidene kleine plaatsen in Oostenrijk, Beijeren, Baden, Zwitserland, enz., heeten Altenburg.