(Abraham van), geb. in de 16e eeuw op zijn voorvaderlijk kasteel Altena bij Delft, bekleedde aanzienlijke posten, was bijv. burgemeester van Delft, hoogheemraad van Delfland, lid van de Staten van Holland, raad van de admiraliteit te Rotterdam, curator der leydsche hoogeschool, en stierf 1594.
(Adriaan van), een bekwaam man,was achtereenvolgend pensionaris van Brielle, lid der Staten van Holland, 1654 lid der commissie,die naar Engeland werd gezonden tot regeling van eenige geschillen over indische en andere zaken, 1655 raad in den hove van Holland en, met behoud van dezen rang, 1658 benoemd tot raad van Indie, doch stierf 1659 op zijne reis naar Batavia.
(Filips van), luitenant-admiraal, geb. te Dordrecht 29 December 1641, vermoedelijk een zoon van den vorige (volgens anderen van Pieter van A., die burgemeester van Brielle was), woonde als kapitein en bevelhebber van het schip Dordrecht in Junij 1666 den door de Ruyter geleverden vierdaagschen zeeslag bij, en nam even roemrijk deel aan de overige zeegevechten, die in het zelfde jaar werden geleverd. In den slag van 7 Junij 1672, bevelvoerende over het schip Wassenaer, was de overwinning grootendeels te danken aan zijne onverschrokkenheid en tegenwoordigheid van geest, waarmede hij twee vijandelijke branders den pas afsneed naar het admiraalschip. In Sept. 1672 werd hij bevelhebber over eene vloot, die voor Goeree lag;-in Oct. 1673 tot schout bij nacht bevorderd, verzelde hij admiraal Tromp in 1674 op diens togt naar de kusten van Frankrijk en Spanje. In 1676 werd A. over land naar Napels gezonden, om het opperbevel te aanvaarden over de vloot, die hij met het lijk van den gesneuvelden de Ruyter naar het vaderland terugbragt. In 1677 droeg hij krachtdadig bij tot de overwinning door Cornelis Tromp op de Zweden behaald, waardoor Denemarken buiten gevaar werd gesteld. Uit zijne verdere loopbaan in dat bewogen tijdperk vermelden wij alleenlijk, dat hij 1691 bevorderd werd tot luitenant-admiraal en opperbevelhebber over 's lands vloot. In 1692 strekte de overwinning bij kaap La Hogue, in vereeniging met de engelsche vloot op de fransche bevochten, hem tot grooten roem. Bij het uitbarsten van den successie-oorlog voerde hij bevel over de nederlandsche vloot, die, met de engelsche onder admiraal Rooke vereenigd, bestemd was tot eenen aanval op Cadix en later in de baai van Vigos de spaansche zilvervloot hielp vernielen en de fransche vloot vermeesterde. Na 1705 schijnt hij wegens doofheid de dienst te hebben verlaten; hij eindigde zijne lange en roemrijke loopbaan onder Oegstgeest op zijne hofstede Haaswijk, waar hij 11 Januarij 1711 stierf; zijn lijk werd in de St. Catharina-kerk te Brielle begraven.