oudste zoon van Peter den Groote en Eudoxia Lapuchin, geb. 18 Februarij 1690, toonde zich zoo afkeerig van de door zijnen vader ingevoerde hervormingen, dat Peter de Groote het geraden vond hem van de troon-opvolging uit te sluiten. De prins beloofde, zich in alles te zullen schikken naar zijns vaders wil, doch vlugtte heimelijk naar Weenen en van daar naar Napels.
Rumjanzow eu Tolstoi, die hem nagezonden waren, overreedden hem om terug te keeren. Dadelijk na zijne terugkomst werd er echter een onderzoek ingesteld, allereerst tegen zijne raadsmannen, met dat gevolg, dat vele voorname personen ter dood veroordeeld of anderzins strengelijk gestraft werden. Ook tegen A. werd het doodvonnis uitgesproken. Hij ontving wel is waar gratie, doch stierf 7 Julij 1718 in de gevangenis, zooals het heette van angst en gemoedsontroering. Anderen beweren, dat in het geheim de doodstraf aan hem voltrokken werd. Van zijne reeds in 1715 overledene gemalin, Charlotte Christina Sophia van Brunswijk-Wolfenbuttel, liet hij eene dochter na, die 1728 stierf, en eenen zoon, die, in 1715 geb., later keizer werd onder den naam van Peter II.