Gepubliceerd op 14-06-2022

Vlooien

betekenis & definitie

Pulicina, Pulicidae Aphaniptera, een kleine groep van insecten, die in sommige stelsels een eigen orde vormen, in andere tot de Tweevleugeligen of Halfvleugeligen gerekend worden. De V. hebben een zijdelings samengedrukt lichaam, zonder scherpe grensscheiding tusschen kop, borst en achterlijf.

De monddeelen vormen een zuigsnuitje en bestaan uit een paar platte, lange en dunne, zaagvormig getande bovenkaken; daartusschen bevindt zich een soort naald, die besloten is in een scheede; aan den wortel der onderkaken zijn betrekkelijk groote voelers geplaatst. De pooten zijn lang, de achterste van dikke heupen voorzien en geschikt tot springen, de voorste zoo geplaatst, dat zij als het ware uit den kop schijnen te komen en met hun heupen het zuigsnuitje van terzijde beschermen. De V. ondergaan merkwaardige gedaanteverwisselingen. Het wijfje van de menschenvloo (Pulex irritans) legt tien tot twaalf langwerpig ronde, witte eitjes. Het legt deze in reten tusschen planken, in spleten van vloeren, of op andere duistere plaatsen. In de nabijheid dezer eitjes vindt men doorgaans kleine, zwartbruine balletjes, die gebleken zijn te bestaan uit gedroogd bloed.

Men mag wel aannemen, dat deze door het wijfje opzettelijk daar gebracht zijn, om als voedsel voor de jonge larven te dienen. De wormvormige larven hebben een in dertien segmenten verdeeld, met korte haartjes bedekt lichaam, geen pooten, maar aan het achterste segment twee kleine haakjes. Zij leven in allerlei vuil en wanneer zij volwassen zijn, hetgeen bij de menschenvloo in den zomer binnen twaalf dagen het geval is, verpoppen zij zich binnen een gesponnen cocon, waaruit na 11 tot 16 dagen het volwassen insect komt. De poppen, die in den herfst ontstaan, overwinteren in dien toestand. Alle soorten leven op zoogdieren of vogels, en wel elk op een bijzondere soort. Echter verhuizen zij wel eens tijdelijk, zoodat de menschenvloo b.v. op honden en de hondenvloo (Pulex canis) op menschen overgaat.

Eenige op andere zoogdieren levende soorten, b.v. die van den egel, zijn aanmerkelijk grooter dan die van den mensch. De grootste bekende soort is Pulex gigas, in Noord-Amerika. Deze is 4 1/2 millim. lang. Een zoowel in vorm als in levenswijze van de overigen afwijkende soort is de zandvloo, Pulex (Sarcopsylla) penetrans, die in Zuid-Amerika, vooral in Brazilië thuis behoort en aldaar onder de namen van chigoe, bicho, piqué, tunga of nigua bekend is. Dit insect leeft in zandachtige streken, soms in grooten getale bijeen. Het bevruchte wijfje dringt in de onbedekte plaatsen der huid van menschen, vooral in de voetzolen, soms ook in die der pooten van honden en andere zoogdieren.

Het achterlijf zwelt nu op een inderdaad verbazende wijze aan en bereikt soms de grootte van een erwt. Het dier veroorzaakt een lichten jeuk; wordt het door krabben gedood of beschadigd, dan ontstaat er veelal een heftige ontsteking; dan verergert het ongemak en dikwijls ontstaat er koudvuur en misvorming van den voet.Zindelijkheid is het beste middel om de menschenvloo te verdelgen; uit bedden, reten enz. kan men ze het best verdrijven met insectenpoeder. Huisdieren wassche men met een afkooksel van tabak of walnootschillen; bij honden ook baden met zwavelzure potasch.

< >