Oryza saliva, L., fam. Gramineae, levert voor meer dan ¼ der menschen het hoofdvoedsel op. Men kweekt honderden verscheidenheden, die tot 4 hoofdvormen worden teruggebracht: O. sativa, praecox, montana en glutinosa, waarvan de eerste en tweede op moerassigen bodem in 5—6 maanden en minder, de derde op drogen bodem, b.v. op de hellingen van den Himalaya, in 4 maanden, de vierde zoowel op moerassigen als drogen bodem rijpt.
R. wordt verbouwd in Japan, Korea, China, Philippijnen, O.-Indië, Voor- en Achter-Indië, Perzië, Egypte, Italië, zuidelijke staten van N.-Amerika, Brazilië, enz. In Oost-Indië wordt de rijst-cultuur gedreven op velden, sawahs, die men met behulp van waterleidingen laat onderloopen, of ook op velden die alleen door den regen het noodige water ontvangen (tegal of gagal op Java, ladang op Sumatra). Voor de sawahs wordt de rijst eerst op kweekbedden uitgezaaid en de jonge plantjes later op de velden uitgeplant. Als de R. rijp is, wordt zij door de Indische vrouwen halm voor halm afgesneden, aan bossen gebonden en in de schuren gebracht. De ingezamelde rijst (padi), wordt van de kafjes ontdaan in de rijstmolens. De Javarijst hier te lande ingevoerd, komt meestal van Indramajoe (Cheribon). Behalve als voedingsmiddel wordt rijstwater (een afkooksel van 20 gr. rijst met 1 L. water) gebruikt als verzachtende drank (bij diarrhee b.v.) en rijstpoeder als strooipoeder.
Zooals voor korte jaren gebleken is, ontstaat beriberi door gebruik van ontbolsterde rijst. Het z.g. zilvervliesje bevat een vitamine. Gebrek daaraan doet beri-beri ontstaan.