De psychologische zijde der misdaad is zeker in belangrijkheid niet de minste. Toch is haar bestudeering het meest verwaarloosd geworden tot ongeveer 60 jaar geleden.
Wie haar bestudeert vestigt zijn aandacht op den oorsprong der misdadige handeling zelve. Hoe komt het, dat, terwijl de meeste menschen zich voegen naar de maatschappelijke instellingen en in hun leven eigenlijk geen misdaden begaan, er toch altijd een zeker aantal is, een aantal waarvan het cijfer wel schommelingen vertoont, maar altoos binnen zekere grenzen van gelijkmatigheid, die misdaden bedrijven, nu eens zoo, dat het feit niets is dan een enkele donkere stip in hun leven, maar dikwijls zoo, dat zij keer op keer misdoen, niet zelden zelfs zóó dat de misdaad, met name het stelen of het oplichten, hun beroep schijnt te zijn?Eeuwen lang heeft men zich, buiten den kring van enkele denkers, die vraag niet gesteld, meer in het bijzonder niet in den kring der rechtsprekenden. De gewone gangbare opvatting was eenvoudig; daar waren eenige menschen, die kwaad wilden, sommigen een enkele maal, anderen herhaaldelijk; die kwade wil moest onderdrukt worden door strenge, soms wreede straffen; deze bestraffing zou dan tevens een heilzame afschrikking en waarschuwing wezen voor de vele anderen, die bekropen mochten worden door den lust om ook kwaad te willen. Slechts één groep van personen moesten blijkbaar wel anders worden bezien en konden met de gewone maat moeilijk worden gemeten. Dat waren de krankzinnigen. Naarmate de bestudeering van de krankzinnigheidsverschijnselen dieper doordrong, werd men zich meer van den samenhang tusschen psychische afwijking en misdadige handelingen bewust en zoo scheidde men de misdadigers in een kleine groep van geestelijk zieken, wier kwaad willen door hun ziekte werd beheerscht, en die daarom ontoerekenbaar werden geacht, en de groote groep van gezonden, normalen, toerekenbaren.
Voortgaande studie leerde echter nog meer: vooreerst, dat tusschen den krankzinnigen ontoerekenbaren en den normalen toerekenbaren mensch een menigte schakeeringen liggen van zwakzinnigen, gedegenereerden, zenuwlijders, hysterici, neurasthenici, epileptici, minderwaardigen in allerlei graad; dan, dat met deze psychische defecten veelal moreele defecten samengaan en een gemis aan voldoend weerstandsvermogen tegen misdadige neigingen; verder, dat deze geestelijke toestanden veelal hun oorsprong vinden in of samenhangen met de afstamming van den persoon — de nakomelingen van alcohol-misbruikende of zenuwlijdende ouders of grootouders — met ontwikkelingsbelemmeringen, opgedaan in het embryonale leven of tijdens een abnormaal moeilijke geboorte, met schedelverwondingen van later dagteekening, met drankmisbruik, met kommer en gebrek; eindelijk dat de sekse, de leeftijd, het ras, de omgeving en allerlei andere levensomstandigheden de ontwikkeling der misdadigheid blijkbaar kunnen bevorderen of tegenhouden.
Aan studiën nu in deze richting is de krachtigste stoot gegeven door wat men noemt de „positieve school”, in Italië omstreeks 1880 gevestigd door den psychiater Lombroso, wiens werkzaamheid het punt van uitgang is geweest voor psychologische en sociologische onderzoekingen naar den oorsprong der misdadige handelingen en daarmee naar de aetiologie der misdaad in het algemeen.
Tot studiën in deze richting heeft men zich gezet in alle landen, zoowel in medische als in juridische kringen. Vooral de samenwerking van geneeskundigen, rechtsgeleerden en statistici, moet hier practisch bruikbare uitkomsten geven. Op die uitkomsten moet gebouwd zijn een juiste „strafrechtpolitiek”, d.w.z. de aanwijzing van doelmatige middelen om het verschijnsel der misdadigheid te bestrijden. Naar een grove indeeling worden daarbij drie groepen van misdadigers onderscheiden:
1. die gevoelig zijn voor de afscbrikkende kracht der straf;
2. die vatbaar zijn voor psychische en dan ook voor zedelijke verbetering van hun tot misdaad zich neigend karakter;
3. van wie noch het een, noch het ander verwacht kan worden, zoodat men er alleen op uit moet zijn om de maatschappij tegen herhaling van misdaden van hun kant te beveiligen, door langdurige opsluiting, zoo noodig zelfs voor onbepaalden tijd.
Sinds kort is in ons land de Psychopathenwet ingevoerd, waarvan veel goeds in dit opzicht verwacht wordt.