een vloeistof, die zich bevindt tusschen het zachte vlies en het spinnewebvlies van hersenen en ruggemerg, en daarenboven de hersenholten vult. Het is een alcalisch vocht, dat 0.7 pCt. keukenzout, sporen suiker, eiwit en koolzure zouten bevat.
De hoeveelheid bedraagt gemiddeld 60 gram, en hangt af van gezondheidstoestand, leeftijd, min of meer rijkelijke voeding, enz. In het lichaam aanwezige vergiften vindt men in den regel niet in dit vocht (zoo b.v. heeft het bij typhus geen toxische eigenschappen); omgekeerd gaan stoffen, die men in deze vloeistof brengt, wel zeer gemakkelijk in het geheele lichaam over. Bij sommige ziekten, die gepaard gaan met aandoeningen van het centrale zenuwstelsel (ruggemergstering, algemeene paralyse, enz.) treden cellen in groote of kleine hoeveelheid in deze vloeistof op. Om deze en andere redenen is een onderzoek van den L. dikwijls van groot belang; de hiertoe noodige hoeveelheid vloeistof wordt verkregen door aftapping in het lendengedeelte van het ruggemerg: lumbaalpunctie (zie aldaar).