Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

Gepubliceerd op 03-02-2023

bi-

betekenis & definitie

twee-, dubbel-; biconvex biconvex, dubbelbol; biconcave, biconcaaf, dubbelhol; bidental, bidentaal, tweetandig; bifid, bifidus, gespleten; bifocal, bifocaal, dubbelbrandpuntig; bifurcate, bifurcatus, gevorkt; bigeminal, bigeminus, dubbel; bilateral, bilateraal, tweezijdig; bilobular, bilobulair; bimanual, bimanueel, met beide handen; binaural, binauraal, met beide oren; binocular, binoculair, met beide ogen; bipartite, bipartitus, in tweeën verdeeld; bipolar, bipolair, tweepolig; bisexual, bisexueel, dubbelgeslachtelijk; bivalence, bivalentie, tweewaardigheid; bijv. nw. bivalent; biventer, tweebuikig.

< >