Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Dodenlantaarn

betekenis & definitie

Het gebruik van een lantaarn als uiterlijk teken van rouw aan een sterfhuis heeft over geheel Nederland plaatsgevonden, doch het schijnt zich langs de IJssel het langst te hebben gehandhaafd. In Deventer werd zo'n lantaarn vrij algemeen gebruikt tot 1831, toen er een begraatplaats buiten de stad werd aangelegd en er verandering ontstond in verschillende rouwgebruiken. Enkelen hebben nog tot ongeveer 1850 dit gebruik volgehouden.

Zo spoedig mogelijk na het sterven werd in een winkel voor twee schellingen, een gulden of een daalder een lantaarn gehuurd. De reden van het prijsverschil is niet bekend; vermoedelijk speelde het soort lantaarn - gewoon of meer luxueus - en het aantal en soort van de bijbehorende linten een rol. De lantaarn werd naast de deur gehangen aan de kant waar de kerk stond of het kerkhoflag waar de dode begraven zou worden. Aan de lantaarn hingen enkele linten; zwart voor een gehuwde en zwart (rouw), wit (onschuld) en groen (hoop) voor een ongehuwde. Het geslacht werd niet bekend gemaakt. Aan een dodenlantaarn welke zich in het Stedelijk Museum te Zwolle bevindt, zitten nog de resten van vier zwarte, vier witte en vier groene linten. Het was burenplicht om de lantaarn 's-morgens op te hangen en 's-avonds af te nemen en in het sterfhuis te plaatsen. De linten werden later aan de dienstboden van het sterfhuis geschonken. De lantaarn bezat geen kaars en zelfs geen kaarshouder.Dodenlantaarn met lintenHet lantaarntje in Zwolle heeft zelfs een bolle bodem en dikke, ondoorschijnende perkamenten ruitjes. Een dodenlantaarn die in Waalwijk werd gebruikt had zelfs geen bodem. In een bericht uit de achttiende eeuw wordt verteld over een lantaarn met een uitgedoofde kaars als zinnebeeld van een lichaam zonder ziel. Deze lantaarn met een kaars was in werkelijkheid geen dodenlantaarn, doch een normale huislantaarn, welke men als dodenluchter heeft gebruikt. Dat een kaars in een dodenlantaarn niet gebruikelijk was bewijst ook een gedicht van Jan van der Veen uit 1658, waarvan hier enige versregels: 'Dat, waar in eenig huis een dood' is of een lyk, Wert uitgehangen een lanteerne tot een blyck; Ik segge zonder keers, of eenigh licht van binnen. Wat sulks beduyden wil, kan jeder haast versinnen; Verhuyst is 's levens licht, vertraeken is de ziel; Gansch ydel is de romp van 't gunt hem onderhiel'.

< >