Gepubliceerd op 09-04-2021

Stal

betekenis & definitie

s., stâl; (voor koeien), bûthús (it); (stand), stâl; — voor één beest, ienlingsstâl, inkelde stâl; — voor twee beesten, dûbelde stâl; op —, op ’e stal; op — zetten, opsette, stâlje; op — staan, opstean; op — zullen komen, op sille, op komme; (koeien) op — voederen (met gras), stâl-, stalfuorje; het gras van een stuk land op — aan de koeien opvoederen, in stik lân stâl-, stalfuorje, gerskje; niet tegen het op — staan kunnen (van paarden), net winterje kinne, wolle; ledige — als slaapplaats van hannekemaaiers, poepestâl.

< >