s.n., ûngelok (it), ûnk (it); (ongeval), ûngelok (it), ûngemak (it); een onnozel —, in smel, krom, skean bryk ûngelok; zich een — lopen, jin út ’e miken rinne; het gebeurde bij —, it ûntkaem my; het ene — na het andere ondervinden, alle ûngelokken meihawwe; ik heb altijd —, as it brij reint, lizze myn skûtels altyd omkeard, as it brij reint, haw ik gjin leppel; een -je hebben, in stek falie litte.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk