Gepubliceerd op 02-04-2021

Gebrek

betekenis & definitie

s.n., (ge)brek (it); (armoede) brekme (it), krapte, krimp, earmoed need; — hebben aan, brekme hawwe oan; — aan iets (bv. geld) hebben oansitte; (euvel), lek (it), e(u)vel (it) mankemint (it), skeel (it), kwea (it), ûngemak (it); inwendig(bij beest), ûngevens, ûngevichheit; zonder -en geef; -en, lekken en brekken; zedelijke -en, spatten en gallen; eigen -en niet zien, fan jin (ôf) sjen; in -e blijven, binefterbliuwe.

< >