Gepubliceerd op 02-04-2021

Boer

betekenis & definitie

1. s., boer, húsman; (eigenaar-boer) eigen boer, eigenierde boer; (pachtboer), hierde boer; — op zandgrond, sânboer, wâldboer; (in kaartspel), boer, bileman; — zijn, buorkje, buorkerij hawwe; als — gebruiken, bibuorkje; de volle verantwoordelijkheid als — hebben, as boer stean.

2. s.; (oprisping), krôk, beu.

< >