I. schreeuwen, uitvaren, razen en tieren;
II. uitbraken, uitbrullen,
voeu
gelofte; wens, verlangen; vœux, wensen; vœux (monastiques), kloostergelofte; appeler de ses vœux, verlangen naar, wensen; vous avez tous mes vœux, mqn beste wensen vergezellen u, ik wens u het beste; faire vœu de..., de gelofte doen van..., zich heilig voornemen, zweren; faire un vœu, een gelofte doen; faire (former) des vœux pour qn., iemand het beste wensen; prononcer ses vœux, de (klooster-) gelofte afleggen.