Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Tapis

betekenis & definitie

tapijt, vloer-, tafelkleed; tapis roulant, rollende loper; tapis vert, (groen laken van de) speeltafel, -huis, groene tafel [ook v. bestuur, regering]; grastapijt; tapis de billard, biljartlaken; tapis d'escalier, traploper; tapis de pied, voetenkleedje; tapis de selle, zadelkleed; tapis de table, tafelkleed; le tapis brûle!, inzetten, heren!; mettre sur le tapis, te berde (ter sprake, op ’t tapijt) brengen, opwerpen, op de proppen komen met.

< >