Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Sûreté

betekenis & definitie

zekerheid, veiligheid; betrouwbaarheid; waarborg, pand; vastheid [v. hand]; onbedrieglijkheid, juistheid, zuiverheid [v. oordeel]; la Sûreté, de recherche; donner des sûretés, waarborgen geven; prendre des sûretés, veiligheidsmaatregelen nemen; ...de sûreté, veiligheids-; frein de sûreté, noodrem; agent de la sûreté, rechercheur; en sûreté, in veiligheid; veilig opgeborgen [v. dief]; pour plus de sûreté, voor alle securiteit.

< >