Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Sortie

betekenis & definitie

uitgang; ’t uitgaan; ’t aftreden; uitval [v. belegerden of tegen misbruik]; uitvoer [v. waren]; fausse sortie, geveinsd weggaan; sortie de bal, sortie, avondcape; la sortie des dents, het dóórkomen van de tanden; sortie de prison, ontslag uit de gevangenis; jour de sortie, uitgaansdag; senager une porte de sortie, een achterdeurtje openhouden; faire une sortie contre, uitvaren tegen, te keer gaan tegen; à la sortie de, bij 't uitgaan van, na afloop van; bij ’t verlaten van, op het einde van; bij de uitgang van.

< >