I. bekleden, bedekken; kleden, (een kleed) aantrekken; beschoeien; revêtir la forme humaine, de menselijke gedaante aannemen; revêtir un personnage, iemand voorstellen [op toneel]; revêtir de, be-, omkleden met, omhangen met; voorzien van [handtekening];
II. se revêtir (de), zich (be)kleden (met).