I. herenigen; verenigen, samenvoegen, bijeenbrengen, -doen, samenvatten; verbinden; je ne réunirais pas... francs, ik zou geen... frank bij elkaar kunnen krijgen; réunir tous les suffrages, alle stemmen op zich verenigen; réunir ... et ..., ... en ... met elkaar verenigen; ... paren aan...;
II. se réunir, zich verenigen; bijeen-, samenkomen, vergaderen.