Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Retard

betekenis & definitie

vertraging, oponthoud, uitstel, achterstand, achterlijkheid, ’t achterlopen [v. uurwerk]; apporter du retard à, talmen met; avec un retard de 20 minutes, met 20 minuten vertraging; être en retard, te laat zijn (komen), zich verlaten; achter zijn [v. uurwerk]; être en retard pour payer, achterstallig zijn; mettre qn. en retard, ïem. te laat doen komen, iemand ophouden; sans retard, zonder dralen, onverwijld.

< >