I. beloven, toezeggen; verzekeren; elle lui est promise, haar hand is hem toegezegd; promettre monts et merveilles, gouden bergen beloven;
II. beloven; ça prometl, dat belooft wat!; un jeune homme qui promet, een veelbelovend jongmens; promettre et tenir sont deux, beloven en houden is twee;
III. se promettre, verwachten; zich voornemen, van plan zijn; s'en promettre le plus grand plaisir, zich er veel genoegen van voorstellen.