I. voorzien (à in);
II. bezetten [een post]; pourvoir qn. de qc., voorzien (van), verschaffen; uitrusten (met); pourvoir qn., iemands toekomst verzekeren;
III. se pourvoir (de qc.), zich voorzien (van iets); se pourvoir en cassation, in hoger beroep (in cassatie) gaan; se pourvoir en grâce, een verzoek om gratie indienen.