Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Petit

betekenis & definitie

I. klein; gering, onbeduidend; kleingeestig, kleinzielig, benepen; au petit pied, en petit, in ’t klein; petit à petit, allengs, langzamerhand; bij beetjes;

II. ’t kleine; kleintje; jong v. e. dier; les petits, ook: de kleine luiden; faire des petits, jongen [v. dier].

< >