pak, pakket, bundel, bos, pakje; poeier [in de apotheek]; log mens; paquet de mer, stortzee; un paquet de mitraille, een bezending schroot; c'est un paquet de nerfs, hij is één en al zenuwen; c'est un paquet d'os, hij is vel over been; un paquet de pluie, een plas regen, een stortbui; un paquet de sang, een gulp bloed; avoir son zijn bekomst hebben; het nodige op hebben, een stuk in zijn kraag hebben; donner à qn. son paquet, iem. de bons geven, iem. aan de dijk zetten; iem. een standje maken; faire son paquet, zijn boeltje pakken; zijn testament maken, inpakken [ook voor de eeuwigheid]; hasarder (risquer) le paquet, het erop wagen; lâcher le paquet, de boel verklappen, door de mand vallen; passer le paquet à qn., ’t zaakje aan iemand overdoen; recevoir son paquet, gedaan krijgen; servir à qn. son paquet, iemand er van langs geven; par petits paquets, in kleine beetjes.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk